Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Vakmanschap in de jeugdbescherming: werken in een spanningsvol kader

Hoe kunnen raadsonderzoekers onderzoek doen naar de manier waarop ouders hun kinderen opvoeden? Dat is de vraag die centraal staat in het onlangs verschenen boek van Gretha Pijpker. Daarmee snijdt ze een onderwerp aan dat zelden aandacht krijgt in de vakpers.

30 september 2022

Een paar keer heb ik in mijn uitvoerend werk als hulpverlener ouders moeten vertellen dat ik een melding ging doen bij de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). Dat deed ik begrijpelijkerwijs met lood in de schoenen. Op aanraden van ervaren collega’s parkeerde ik de auto met de achterkant naar het huis en liet het portier open. ‘Ga altijd op de bank zitten, zittende mensen krijgen nooit klappen’, was ook zo’n advies. Zeg je meteen waarvoor je komt? Wat zeg je eigenlijk? Hoe zeg je het? De onmacht van beide kanten was voelbaar in de kamer. De ouders wisten: ‘houd je in, wordt niet opstandig, want je bewijst daarmee hun gelijk’. Zonder kleerscheuren bereikte ik de auto, misschien wel daardoor. Toch bleven die zaken me nog lang bezighouden. Hoe zou de raadsonderzoeker nu verder gaan?

Onlangs verscheen Kinderbescherming: Werken in een spanningsvol kader van Gretha Pijpker, een opmerkelijk boekje over juist die vraag. Pijpker werkte veertig jaar bij de RvdK en diept vanuit haar ervaring dit onderwerp uit. Gek genoeg wordt er maar zelden in de vakpers aandacht besteed aan de vraag die zij opwerpt: hoe kunnen raadsonderzoekers onderzoek doen naar de manier waarop ouders hun kinderen opvoeden? Hoe kun je als beoordelaar binnenkomen en toch vertrouwen winnen? Ook hier geldt: wat zeg je? Hoe zeg je het? Bespreek je het idiote – ik bedoel het paradoxale, het onwennige, het ongemakkelijke - van de situatie zelf? Hoe kun je beoordelen en helpen combineren? En hoe gaat dat in z’n werk? Hoe je het ook wendt of keert, raadsonderzoekers – maar ook alle andere jeugdhulpverleners – hebben nu eenmaal met hun eigen gedrag invloed op wat de ouder aan gedrag laat zien.

Raadsonderzoekers hebben de taak in een situatie waarover zorgen zijn geuit over de opvoedsituatie van kinderen, vast te stellen of er bij de kinderrechter een maatregel ter bescherming moet worden aangevraagd. Tegelijkertijd zitten ze tegenover mensen die hun uiterste best zullen doen om te laten zien dat maatregelen niet nodig zijn. Of bij mensen die dat niet meer op kunnen brengen en misschien wel buiten zichzelf raken. Maar ook in dat laatste geval: is dit wel de situatie die beoordeeld moet worden? Hebben deze mensen buiten deze spannende situatie, waar ze zich kennelijk niet goed doorheen weten te slaan, nog hulpbronnen en mogelijkheden? Hebben hulpverleners die de situatie gemeld hebben wel oog gehad voor die mogelijkheden? Het is, kortom, een uiterst beladen situatie. ‘Een spanningsvol kader’, zoals Pijpker het noemt. Deze ongewone situatie vraagt niet alleen tact en wijsheid, om maar eens een vage term te gebruiken, maar ook om voorstellingsvermogen. Een vermogen om zich een voorstelling te maken hoe het misschien nog wél kan en wat er misschien nog mogelijk is. En tot slot: kan ik als raadsonderzoeker het machtsverschil zien en de spanning ervan onderkennen en dragen?

Met hulp van filosofen als Michel Foucault en Jessica Benjamin laat Pijpker zien hoe je in de omgang met cliënten taxerend bezig kunt zijn én hoe je tegelijkertijd, vanuit hen denkend, het gesprek met hen aan kan gaan.

Jeugdzorg, en met name de jeugdbescherming, ligt momenteel zwaar onder vuur. De inspecties Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en Justitie en Veiligheid (Inspectie JenV) hebben het over een falende jeugdbescherming. Zij pleiten bij het kabinet voor een crisisaanpak. Dit lijkt niet het moment om zo’n inhoudelijk vraagstuk aan te kaarten. Toch is het in mijn ogen juist wél de tijd om dat te doen. Dit spannende werk is gebaat bij het uitdiepen en bespreken van inhoudelijke dilemma’s. Het kan eraan bijdragen dat raadsonderzoekers zich beter staande kunnen houden in dit uitdagende werk. De erkenning dat dit heel ambachtelijk werk is, dat zich door langjarige ervaring steeds verder kan verdiepen, zoals dat bij Pijpker het geval is, zou bij kunnen dragen aan het verlichten van personeelstekorten en het terugdringen van verloop onder jeugdzorgmedewerkers en raadsonderzoekers.

Het grootste belang van deze publicatie is dat er mogelijkheden worden besproken om jezelf in het spel te brengen. Dit vermogen is onmisbaar voor hulpverleners die betrokken zijn voordat de RvdK in beeld komt, zoals Veilig Thuis-medewerkers of casemanagers Jeugd van sociale wijkteams. Ook zij hebben met de spanning te maken: wanneer ga ik melden en hoe verschuift daarmee de balans van helpen naar beoordelen? Het paradoxale van de situatie bespreekbaar maken, die de combinatie van helpen en beoordelen met zich meebrengt; het vermogen om oog te hebben voor onmacht en de macht die je zelf hebt; het vermogen om steeds opnieuw de relatie bespreekbaar maken met kleine zinnetjes als ‘werken we nog de goede kant op?’ of ‘mag ik dit tegen u zeggen?’ Daarin schuilt het vakmanschap waar nu zo’n behoefte aan is en waar deze publicatie handvatten voor aanreikt. De RvdK mag nooit een stoplap voor falende systemen worden. Dit boekje kan eraan bijdragen dat de Raad steeds minder in actie hoeft te komen.

Gretha Pijpker (2022) Kinderbescherming: Werken in een spanningsvol kader. Amsterdam: Uitgeverij SWP.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.