In Het Oerboek van de mens. De evolutie en de Bijbel van Carel van Schaik en Kai Michel lees je over een van de eerste grotere menselijke nederzettingen, Ḉatalhöyük, op de Anatolische hoogvlakte. Deze proto-stad telde een paar duizend inwoners. De huizen waren aan elkaar gebouwd waren allemaal min of meer even groot. Er zijn ook elders overblijfselen van zulke proto-steden gevonden.
Er waren in zulke nederzettingen kennelijk geen sociale verschillen. Mensen probeerden om de egalitaire leefwijze die ze als jagers-verzamelaars zo goed kenden, voort te zetten na de overgang naar de landbouwsamenlevingen. De strijd om status en het najagen van individuele rijkdom werd sociaal afgekeurd. Je hoorde je niet boven anderen te verheffen.
Maar die pogingen waren geen lang leven beschoren. Die egalitaire proto-steden hebben maar kort bestaan. Daarna kwamen de steden met de paleizen, de tempels, de koningen en grote ongelijkheid. Het bleek al gauw dat mensen in staat zijn tot extreem verschillende samenlevingsvormen, zeg maar, van solidaire gemeenschap tot onderdrukking en slavernij.
Eigenlijk is de hele mensheidsgeschiedenis te beschrijven als een dynamiek tussen deze twee vormen in. Met vaak een complex beeld. Ook in de zeer ongelijke feodale samenleving waren er dorpen waarin boeren er door verdeling en rotatie van percelen voor zorgden dat iedereen voldoende had om van te leven.
Spannend werd het toen met de opkomst van de industrie de prijs van de arbeid toenam. Waarna Karl Marx (1818-1883) de ontstane verhoudingen als een klassenstrijd kon analyseren.
Maar na de gruwelen van twee wereldoorlogen gebeurde er iets wat je er nu op terugkijkend wel als een klein wonder kunt karakteriseren: de opbouw van de verzorgingsstaat. De grondslag ervan werd toentertijd omschreven als:
De gemeenschap, georganiseerd in de staat, is aansprakelijk voor de sociale zekerheid en vrijwaring tegen gebrek van al haar leden, op voorwaarde dat die leden zelf het redelijke doen om zich die sociale zekerheid en vrijwaring te verschaffen (Commissie van Rhijn 1945).
Dit was duidelijk een grootscheepse poging om de gemeenschapsgedachte, wat Van Schaik en Michel de “eerste natuur” van de mens noemen, institutioneel vorm te geven op het niveau van de nationale staat. Ongelijkheid hoefde niet volledig te worden uitgebannen, maar niemand zou tot armoede hoeven te vervallen en iedereen moest in staat zijn om een fatsoenlijk leven te leiden. Gezondheidszorg en goed onderwijs voor iedereen toegankelijk. En een Keynesiaans macro-economisch beleid om te zorgen voor volledige werkgelegenheid.
Uiteraard was daar inkomensherverdeling voor nodig. En een progressief belastingstelsel, met hoge tarieven voor hogere inkomens. Maar dat was geen probleem, want die gemeenschapsgedachte was nog altijd aanwezig en had voldoende aanhang, ook bij de degenen die misschien meer betaalden dan ze ervoor terugkregen.
Ergens vanaf de jaren 80 is dat begonnen te veranderen. Misschien doordat de verschrikkingen van de oorlog uit het collectieve geheugen weggleden. En natuurlijk kende de inrichting van de verzorgingsstaat ook zijn problemen. Denk aan het misbruik en het oneigenlijk gebruik van de sociale voorzieningen.
Hoe dan ook, slogans als “de overheid is niet de oplossing, maar het probleem” begonnen weerklank te vinden. Doordat onze morele intuïties en het publieke domein nog maar kort samen bestaan, kunnen ideeën en emoties over de institutionele vormgeving van gemeenschap sterk fluctueren.
Zo kon de gedachte ingang vinden dat je de productie en de verdeling van al wat wenselijk is best wel aan de markt kunt overlaten. Alles goed en wel met die gemeenschapsgedachte, maar als leidraad voor een goede inrichting van de maatschappij is hij niet alleen overbodig, sterker, hij is ongewenst.
En dat gaf ruim baan aan “Greed is good”, aan zelfverrijking en daarmee aan sterk toenemende ongelijkheid. We gingen het hebben over de 1% en de 99%. En over de toenemende armoede.
Dat alles ging door mij heen toen de geruchtmakende berichten over de Panama Papers binnen begonnen te komen. Die wijzen ons erop hoeveel geld er door belastingontwijking, of zelfs -ontduiking, aan het draagvlak van de verzorgingsstaat wordt onttrokken. Omdat er waarschijnlijk nog veel meer aan het licht komt, komt de gedachte op dat het kapitalisme nu in zijn grootste crisis ooit is beland waardoor je warempel gaat denken dat er weer een klassenstrijd zit aan te komen zoals Marx die in de 19e eeuw om zich heen waarnam.
Eerdere blogs van Henk de Vos
Zijn we vergeten dat we een maatschappij zonder armoede willen? En nodig hebben?
Anti-pestprogramma’s zijn een voorbeeld van mismatch
In wat voor wereld leven wij? Over gemeenschapsondersteuning en ideologie
Meer agressie onder adolescenten door statuscompetitie tussen leeftijdsgenoten
Anti-immigranten sentiment beïnvloed door inkomenspositie en bestaansonzekerheid
Een publiek domein waarin introversie en vriendelijkheid bloeien. Zou dat kunnen?
Over vakantie en hoe het komt het dat we de zin van het leven pas bij het ouder worden gaan inzien
Burgerinitiatieven op buurtniveau zijn goed voor kinderen
Mensenrechten van bijstandsgerechtigden geschonden?
Zijn we vergeten dat de verzorgingsstaat er vooral ook is om machtsongelijkheid tegen te gaan?
Onze morele intuïties en de zorg voor kwetsbaren