De VNG publiceert ieder jaar een bericht met daarin informatie over de reële tarieven voor Wmo- en jeugdhulp en de jaarlijkse indexatie daarvan door middel van het OVA-percentage. Ook bestaat er sinds een aantal jaren een rekentool voor de berekening van tarieven voor Wmo-huishoudelijke hulp en -begeleiding.
De rekentool wordt overigens binnenkort weer geactualiseerd (de oplevering van de voorlopige actualisatie wordt medio december 2024 verwacht). We ontvangen regelmatig signalen, onder andere van koepelorganisatie Actiz, dat gemeenten in hun contracten niet altijd reële tarieven afspreken en ook niet altijd volledig indexeren. Tegen de achtergrond van het financiële ravijn waarmee gemeenten vanaf 2026 te maken krijgen en de aanhoudende tekorten op de Jeugdhulp is dat begrijpelijk, maar juridisch niet juist.
Op grond van de AMvB’s Reële tarieven Wmo en Jeugdwet moeten gemeenten bij het afsluiten én bij de verlenging van contracten voor de inkoop van Wmo-ondersteuning en jeugdhulp een zorgvuldige afweging maken over welke kostprijselementen betrokken moeten worden om een reëel tarief te kunnen bepalen. Een van de belangrijkste elementen is de op dat moment meest actuele CAO-afspraak over de loonontwikkeling.
Bij het afsluiten of verlengen van het contract hoort ook een reële indexatie-afspraak. De VNG adviseert daarvoor de OVA-systematiek te gebruiken. Deze indexering wordt berekend uit de som van het geprognosticeerde percentage voor het komende jaar (t+1) en het verschil tussen het in het voorgaande jaar (t-1) geprognosticeerde percentage voor het lopende jaar (t) en het definitieve percentage voor het lopende jaar (t). De percentages zijn verschillend voor de loonkosten en materiële kosten. (Wat een reële indexering is, is nader bepaald door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.)
Als er sprake is van te weinig financiële middelen dan rest gemeenten niets anders dan de inkoop van zorg en ondersteuning in overeenstemming te brengen met het beschikbare budget, maar wel tegen reële tarieven en met een reële indexering. Anders wordt de rekening eenzijdig bij de zorgaanbieders gelegd en raken ook zij in financiële problemen. Reële tarieven dragen ook bij tot arbeidsmarktconforme betaling van schaars zorgpersoneel.
Het inkopen van minder zorg en ondersteuning lost de problemen in de Wmo en de Jeugdwet niet op. De vraag naar Wmo-ondersteuning en jeugdhulp blijft stijgen. Mede vanwege onvoldoende zorgpersoneel zijn er al wachtlijsten en deze zullen verder oplopen wanneer gemeenten het beschikbare budget bepalend laten zijn voor de inkoop van zorg. En gemeenten komen in de knel met hun zorgplicht.
Het rijk is verantwoordelijk voor voldoende middelen voor gemeenten maar ook voor het gebruik van het OVA-percentage voor de indexatie van zorgtarieven. In de afgelopen periode is gebleken dat dit OVA-percentage de recente CAO-afspraken niet volledig dekt. De VNG en het rijk zijn met elkaar in gesprek over een beter passend financieringsmodel voor de Wmo, waarin deze 2 punten ook worden meegenomen.
Gemeenten stellen ons de vraag of contracten tussentijds opengebroken moeten worden wanneer er nieuwe CAO-afspraken zijn gemaakt die uitstijgen boven het afgesproken OVA-percentage. Het antwoord hierop is: als de gemeente bij de start dan wel de verlenging van het contract een reëel tarief en een reële indexatie heeft afgesproken, dan hoeft de gemeente het contract niet open te breken. Ook voor werkgevers (aanbieders/branches) geldt dat zij moeten werken binnen het spanningsveld van het beschikbare budget, de vraag naar zorg, en de arbeidsmarkt waarop een beroep moet worden gedaan.