Er is geen land waar ik liever ziek word dan Nederland, want onze medisch zorg is erg goed. Maar of ik in Nederland wil zijn als ik langdurige ondersteuning nodig heb vanwege ouderdom, een chronische aandoening of een beperking? Ik denk het niet. Uit allerlei onderzoeken blijkt dat de ervaren kwaliteit van leven, de eigen regie, de participatie en het eigen netwerk de afgelopen jaren achteruit zijn gegaan. We zien kwaliteitsindicatoren de verkeerde kant op gaan sinds de decentralisaties. Dit raakt direct aan de dagelijkste ondersteuning voor ruim 1,5 miljoen mensen met een beperking of chronische aandoening.
Het aantal gedetineerden en dak- en thuislozen met een beperking neemt toe. Het aantal mensen met ernstige psychische klachten en schulden neemt toe. Het aantal (gedwongen) opnamen en crisisplaatsingen neemt toe. Het arbeidsverzuim en burn-outklachten onder mantelzorgers neemt zelfs sterk toe. En we zien meer jeugdigen met een beperking uitvallen in het onderwijs en vervolgopleidingen, bij het vinden van werk, het voorzien in een inkomen en goede huisvesting vinden. De optelsom van maatschappelijke kosten valt niet positief uit. Zorgelijk, en precies het omgekeerde van wat de bedoeling was van de decentralisaties.
Hoe verantwoord is het om te blijven volhouden dat dit kinderziekten zijn en dat we eigenlijk best goed bezig zijn? Ik verbaas mij steeds meer over het maakbaarheidsoptimisme. Over het geloof in toekomstig succes van de hervormingen en decentralisaties. Ook in de recent aangekondigde Haagse zorgcontourennota’s, regiobeelden en kleine wetsingrepen, wordt niet getwijfeld aan de tekentafellogica achter de hervormingen. Hoe zat het ook al weer met die logica?
Het idee was dat kosten beheersbaar worden door het terugduwen van de zorgvraag van ouderen, jeugd en volwassenen met (psychische) beperking. Terugduwen vanuit de duurdere specialistischer of intramurale zorg naar goedkoper eerstelijnszorg. En van daaruit weer naar de participatie-samenleving met gratis inzet van informele ondersteuning en eigen kracht en eigen thuis.
Tegen beter weten in, ging de veranderingen gepaard met een forse bezuinigingsopdracht. De toegang tot het sociaal domein was bedoeld als welkomstpoort naar de lokale, inclusieve samenleving. In plaats daarvan werd het een streng bewaakte grensovergang om toegang te beperken tot schaarse voorzieningen. Met alle gevolgen van dien.
Ik heb honderden meldingen onder ogen gekregen van mensen en hun families die vastlopen. De rode draad? Al direct in het begin is er een mismatch tussen de zorgvraag, het ingekochte aanbod en het beschikbare geld. Als bij een veenbrand ontstaan daarna steeds grotere problemen. Mensen kunnen oorspronkelijk toe met laagdrempelige, ambulante, langdurige ondersteuning en met kleine, eenvoudige oplossingen en hulpmiddelen. In plaats daarvan raken ze van de wal in de sloot door het ontbreken van langdurige laagdrempelige ondersteuning thuis. En daardoor zijn er vaak specialistische voorzieningen nodig om ze weer op de kant te trekken. Is deze opstuwende werking als gevolg van een te mager ingericht sociaal domein nog wel te keren?
Een uitstapje naar Denemarken. Zij hebben ruim tien jaar geleden gedecentraliseerd. Wat we kunnen leren van de Denen is dat het helpt om het hele sociale domein in één hand (en één wet) te organiseren. Of het nu gaat om werk, inkomen, hulpmiddelen, wonen, onderwijs, ondersteuning, thuiszorg en andere verpleegkundige zorg - het is de gemeente die ervoor moet zorgen dat met de juiste mix aan voorzieningen inclusie en participatie worden bevorderd en mensen zo goed mogelijk meedoen. Daar komt geen arts of zorgaanbieder aan te pas.
Ook interessant is dat deze voorzieningen daar niet onder het Ministerie van Zorg vallen, maar onder “Sociale Zaken”. Het concurreert daardoor niet met ander zorgaanbod. Wat de Denen ook anders doen, is dat de ondersteuning grotendeels door gemeenten zelf wordt uitgevoerd en dus niet van zorgaanbieders komt. Dat maakt samenhang en samenwerking gemakkelijker. Er zijn immers geen economische prikkels die dat tegenwerken.
Zo’n slim en sterk ingericht sociaal domein vraagt een flinke investering. Eén die zich pas na een aantal jaren uitbetaalt. Pas recent is in Denemarken zichtbaar dat zorgkosten afnemen.
Een investering in het sociaal domein ten koste van budgetten in de zorgmarkt, is misschien wel de hardste dobber van onze hervormingen en decentralisaties. Zijn we bereid een deel van de geldstromen die nu richting aanbieders, artsen, specialisten, psychiaters, farmaceuten en verzekeraars gaan, om te buigen ter bevordering van échte inclusie en preventie in het sociaal domein? Zijn we bereid te investeren in passender onderwijs, arbeid, inkomen, ondersteuning, verpleging, vervoer, ten koste van de zorgbegrotingen van aanbieders en verzekeraars?
Ik geloof dat het flink zal lonen om een aanzienlijk deel van het huidige zorgbudget voor ouderen, gehandicapten en jeugdigen in een grote pot te stoppen. En dat we met dat geld een bij mensen passend sociaal domein inrichten. Gericht op echte participatie en inclusie. Dichtbij, op maat en werkelijk uitgaand van de vraag van mensen.
Ik voorspel dat hiermee het aantal zieken en gehandicapten fors kan teruglopen. Niet omdat mensen geen ziekten of beperkingen meer hebben, maar omdat zij minder belemmeringen ondervinden. Dat ze daarmee kunnen leven en meedoen. Dat scheelt kosten. Dat scheelt personeel. En dat scheelt bovendien een hele hoop frustratie. Wie weet komt het dan toch nog goed met die decentralisaties.
Dit is een aangepaste versie van een artikel dat wordt gepubliceerd in het Coincide Magazine voor de Langdurige Zorg. Dit magazine verschijnt eind januari. Bekijk het originele artikel hier.