Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg: tussen noodzaak en nuance

De Tweede Kamer stemde op 15 april 2025 in met de Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg. Volgens staatssecretaris Karremans is dat “goed nieuws”, want kwetsbare jongeren moeten op tijd de juiste hulp krijgen – daar mag geen discussie over bestaan. De nieuwe wet maakt regionale samenwerking tussen gemeenten verplicht en introduceert een juridische standaard: gemeenten moeten hun samenwerking vastleggen in een gemeenschappelijke regeling (GR), waarin een ‘Jeugdregio’ wordt ingesteld of aangewezen als uitvoeringsorganisatie. Op papier klinkt dat logisch en hoopvol. Maar hoe realistisch is die samenwerking in de praktijk voor zowel gemeenten als zorgaanbieders met elkaar? En is dit wetsvoorstel daadwerkelijk een gamechanger in de organisatie van de jeugdzorg?

28 april 2025

jeugd kinderen hand in hand

Wat betekent de verplichting tot regionale samenwerking écht voor gemeenten?

De Tweede Kamer stemde op 15 april 2025 in met de Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg. Volgens staatssecretaris Karremans is dat “goed nieuws”, want kwetsbare jongeren moeten op tijd de juiste hulp krijgen – daar mag geen discussie over bestaan. De nieuwe wet maakt regionale samenwerking tussen gemeenten verplicht en introduceert een juridische standaard: gemeenten moeten hun samenwerking vastleggen in een gemeenschappelijke regeling (GR), waarin een ‘Jeugdregio’ wordt ingesteld of aangewezen als uitvoeringsorganisatie. Op papier klinkt dat logisch en hoopvol. Maar hoe realistisch is die samenwerking in de praktijk voor zowel gemeenten als zorgaanbieders met elkaar? En is dit wetsvoorstel daadwerkelijk een gamechanger in de organisatie van de jeugdzorg?  

Van vrijwillige samenwerking naar verplicht model

Al sinds de decentralisatie in 2015 werken gemeenten samen in jeugdregio’s, met als doel gezamenlijk dure en schaarse specialistische jeugdhulp in te kopen. Toch bleek de vorm van die samenwerking in veel regio’s versnipperd en wisselend van kwaliteit. Sommige gemeenten gebruikten een convenant, andere werkten met een centrumgemeente of informele afspraken. De vrijblijvendheid had gevolgen: onduidelijke rolverdelingen, administratieve lastendruk, knelpunten in contractering, en in sommige regio’s een tekort aan passende zorg. De nieuwe wet probeert die knelpunten aan te pakken door gemeenten te verplichten tot samenwerking via een formele gemeenschappelijke regeling (GR) op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Die GR is het juridische fundament waarbinnen de ‘Jeugdregio’ wordt opgericht of aangewezen – bijvoorbeeld als openbaar lichaam, centrumgemeente of bedrijfsvoeringsorganisatie. Deze Jeugdregio wordt verantwoordelijk voor het contracteren van (hoog)specialistische jeugdhulp en gecertificeerde instellingen. De wet schrijft ook voor welke vormen van zorg gemeenten ten minste regionaal moeten inkopen, én dat gemeenten daarbij gelijke contractvoorwaarden moeten hanteren.  

Een noodzakelijke stap, maar geen magische oplossing

De intentie van de wet is begrijpelijk én nodig. Veel kinderen krijgen niet op tijd de hulp die ze nodig hebben. Specialistische hulp is duur, complex en schaars – dat vereist samenwerking en schaalvoordeel. Toch blijft de vraag: hoe werkbaar is verplichte regionale samenwerking als de visies, ambities en bestuursculturen van gemeenten uiteenlopen? In de praktijk lopen gemeenten regelmatig vast op fundamentele verschillen:
  • De ene gemeente gelooft in gezinsgerichte ondersteuning en wijkteams; de andere stuurt op individuele arrangementen.
  • Sommige gemeenten willen sturen op vertrouwen, anderen op strakke verantwoording.
  • Er zijn verschillen in risicobereidheid, in visie op marktwerking, en in omgang met zorgaanbieders.
Dat maakt gezamenlijke inkoop meer dan een administratief vraagstuk – het raakt direct aan politieke keuzes, waarden en identiteiten van gemeenten.  

Politieke scepsis: het ‘Stellaardje’

Die spanning werd ook zichtbaar in de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer. Kamerlid Bruyning (NSC) noemde de wet: “Een tussenmaatregel, geen doorbraak, geen koerswijziging. En dus is dit, met alle respect, een klassiek Stellaardje: een beetje bewegen maar niet werkelijk veranderen.” Met die opmerking verwees zij naar het lange spoor van kleine correcties en compromissen binnen de jeugdzorg. De wet lost volgens haar niet het fundamentele probleem op: dat de verantwoordelijkheid voor complexe zorg bij te veel kleine, lokale overheden ligt, die moeite hebben om samen als één opdrachtgever op te treden. Het risico is dus dat we formeel betere structuren bouwen, zonder de onderliggende spanning in visie en uitvoering écht aan te pakken. En dan verandert er aan het front – daar waar jongeren hulp nodig hebben – uiteindelijk weinig.  

Tussen systeem en uitvoering

Toch is het belangrijk om het wetsvoorstel niet louter af te meten aan revolutionaire beloftes. Het is een systeemmaatregel die randvoorwaarden creëert:
  • Gemeenten worden gedwongen hun samenwerking te formaliseren en hun afspraken juridisch te borgen.
  • Door eenduidige contractering, administratie en monitoring kunnen aanbieders en cliënten rekenen op meer voorspelbaarheid.
  • De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) krijgt een rol in het vroegtijdig signaleren van risico’s, zodat zorg niet pas wordt geregeld als het al misgaat.
Maar zoals zo vaak in het sociaal domein, ligt het succes in de uitvoering (en niet noodzakelijkerwijs in aanpassing van je inkoopmodel; https://pprc.eu/onderzoek-naar-jeugdzorg-inkoop-in-de-deal-minder-aanbieders-verlaagt-kosten-jeugdzorg-niet/
  • Hoe bestuurbaar is een regio waarin 20 gemeenten elkaar moeten vinden?
  • Krijgen jeugdhulpaanbieders écht minder last van administratieve lasten?
  • Kunnen jeugdhulpaanbieders wel snel goed met elkaar samenwerken of hebben ze daar hulp bij nodig?
  • Worden regiovisies meer dan papieren plannen – bieden ze daadwerkelijk richting?
En vooral: durven gemeenten het gesprek te voeren over hun verschillen in plaats van ze weg te poetsen? Juist die verschillen maken samenwerking lastig, maar ook noodzakelijk.  

Realistische verwachtingen, constructieve samenwerking

De wet zal gemeenten niet dwingen om het op inhoud altijd eens te worden. Maar zij dwingt wel tot structuur, rolzuiverheid en onderlinge afstemming. Dat is op zichzelf al winst. Juist in tijden van personeelstekorten, stijgende zorgkosten en ontevreden aanbieders is het cruciaal om op regionaal niveau helderheid te scheppen. De uitdaging wordt nu om van de GR meer te maken dan een juridisch vehikel. Het moet een instrument zijn voor echt partnerschap, met bestuurlijke moed, gezamenlijke prioriteiten en een cultuur waarin ook verschillen besproken mogen worden.  

Tot slot

De Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg is geen wondermiddel. Maar het is wél een noodzakelijke stap richting een steviger fundament onder de jeugdzorg. Voor gemeenten betekent dat: meer samenwerking, meer gezamenlijke verantwoordelijkheid, en hopelijk – uiteindelijk – meer ruimte om te doen wat nodig is voor kinderen en gezinnen. De wet dwingt tot beweging. Of het ook verandering brengt, ligt aan hoe gemeenten ermee aan de slag gaan.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.