Wmo-cliënten waren in 2020 een stuk tevredener over de zorg die zij ontvingen dan in 2016, een jaar na de decentralisaties. Zij weten steeds beter waar zij met hun hulpvraag moeten zijn, de geboden zorg is verbeterd, het bewustzijn rondom het bestaan van een cliëntondersteuner is vergroot en Wmo-gebruikers ervoeren in 2020 een betere kwaliteit van leven dan in de jaren daarvoor. Toch blijven de kwalitatieve verschillen in Wmo-zorg tussen gemeenten groot. Dat concludeert onderzoeksbureau ZorgFocuZ in een rapport over de ervaringen van Wmo-gebruikers in Nederlandse gemeenten in 2020.
Sinds de decentralisaties in 2015 zijn gemeenten via de Wmo 2015 verantwoordelijk voor de zorg en ondersteuning voor diegenen die niet op eigen kracht zelfredzaam zijn. In dat kader zijn gemeenten ook verplicht onderzoek uit te voeren naar de effectiviteit van hun beleid. ZorgFocuZ deed een vergelijkend onderzoek naar de ervaringen van Wmo-gebruikers in gemeenten tussen 2016 en 2020. Uit dat onderzoek komen een aantal belangrijke conclusies naar voren.
Een belangrijke kwestie in de Wmo is dat veel mensen niet precies inzichtelijk hebben bij welk loket zij moeten aankloppen voor hun hulpvraag. Toch blijkt dat in de afgelopen vier jaar deze groep aanzienlijk kleiner is geworden. Op de stelling of de Wmo-cliënt wist waar hij/zij terecht kon met een specifieke hulpvraag antwoordde 68% van de ondervraagden in 2016 positief (24% 'helemaal mee eens', 44% 'mee eens'). Dit aantal blijkt vier jaar later met 10% gestegen: in 2020 wist 78% bij welk gemeentelijk loket zij moesten zijn voor hun zorgvraag in de Wmo (31% 'helemaal mee eens', 47% 'mee eens'). De gemeente die op dit punt het beste uit de test kwam was de Limburgse gemeente Voerendaal, in de gemeente Nijmegen hadden Wmo-cliënten het meeste moeite met het vinden van het juiste loket.
Bij het vinden van de juiste of passende zorg kan een persoon met een zorgvraag gebruik maken van een cliëntondersteuning. Toch blijkt niet iedereen daarvan op de hoogte. In 2016 wist bijna driekwart (73%) van de Wmo-gebruikers niet dat hij of zij een cliëntondersteuner kon inschakelen bij het vinden van de juiste zorg. In 2020 is dit percentage licht gedaald naar 66%, waarbij nog steeds tweederde van de Wmo-gebruikers zich niet bewust is van het bestaan van onafhankelijke cliëntondersteuning. Als beste uit de test op dit onderdeel kwam de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, waar 60% van de cliënten op de hoogte is van het bestaan van cliëntondersteuning. Hollands Kroon eindigde onderaan; 80% van de cliënten wist niet dat zij een cliëntondersteuner konden inschakelen.
Wel vind verreweg het grootste deel van de cliënten dat de zorg uit de Wmo op orde is. In 2016 reageerde 77% van de ondervraagden positief op de vraag of de kwaliteit van de ondersteuning goed was (29% 'helemaal mee eens', '48% mee eens'). Dit percentage is na vier jaar toe toegenomen tot 85% (37% 'helemaal mee eens', 48% 'mee eens').
Ook ervoeren zij in het afgelopen jaar een betere kwaliteit van leven dan in de vier jaar daarvoor. In 2020 gaf 81% van de ondervraagden aan dat hun levenskwaliteit door de geleverde Wmo-zorg erop vooruit was gegaan. Dat percentage was in 2016 aanzienlijk lager; 71% gaf toen aan een betere kwaliteit van leven te hebben. Op dit onderdeel scoorden de gemeenten Coevorden en Wijdemeren het hoogst, terwijl in Delft en Hoeksche Waard de levenskwaliteit het minst toenam.
Benieuwd naar de volledige analyse? Bekijk het rapport Ervaringen van gebruikers Wmo in Nederlandse gemeenten 2020: Hulp vanuit de Wmo wordt steeds beter gewaardeerd, nog grote verschillen tussen gemeenten (Bron: ZorgFocuZ)