Het aantal kinderen dat jeugdzorg krijgt nadert met rasse schreden 500.000. Eén op vijf kinderen heeft jeugdzorg. In de jaren tachtig had één op zeven werknemers een arbeidsongeschiktheidsuitkering en dreigde de één miljoen overschreden te worden. Het stellen van een duidelijke grens bracht een omvangrijke hervorming met zich mee. Daarom verdient dit bij de jeugdzorg navolging.
Sinds de introductie van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) in 1967 steeg het aantal arbeidsongeschikten gestaag. Tijdens de crises in de jaren zeventig en tachtig werd de WAO gebruikt als een afvloeiingsregeling voor overbodig geworden werknemers. Begin jaren negentig ontving bijna één op de zeven werknemers een arbeidsongeschiktheidsuitkering en het aantal ging rap richting de 1 miljoen. Dit was de toenmalige Minister-President Ruud Lubbers (CDA) een doorn in het oog. Hij zei op te stappen als het aantal arbeidsongeschikten de miljoen zou overschrijden. Zijn kabinet kwam in 1993 met een eerste grote hervorming van de WAO. De toelatingscriteria werden strenger en de uitkering werd na een aantal jaren verlaagd. Omdat dit laatste bovenwettelijk werd aangevuld, had dit een beperkt effect. Wel werd voor het eerst een daling bewerkstelligt. Het echte omslagpunt kwam echter pas in 2006 ten tijde van het tweede kabinet Balkenende door een nieuwe wet (de WIA) die als oogmerk heeft dat zieke werknemers zo snel mogelijk weer aan de slag gaan. Deze wet resulteerde in een instroomdaling van twee derde. Overigens zien we recent de instroom vooral voor jongvolwassen weer aanzienlijk oplopen.
In 2000 had één op de 27 jongeren tussen 0-18 jaar jeugdzorg. Dit groeide gestaag tot één op de negen in 2015. De verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg is in 2015 gedecentraliseerd naar gemeenten. Volgens het regeerakkoord van het kabinet Rutte II zou dit er aan moeten bijdragen dat de eigen kracht en het sociale netwerk in een gemeente beter worden benut. De werkelijkheid is een geheel andere. Sinds 2015 is het beroep op de jeugdzorg verder gestegen en in 2015 kregen 380.000 jongeren jeugdzorg, en in 2024 481.400. Dit is één op zes en een stijging van ruim 25 procent. In dezelfde periode stegen de kosten van jeugdzorg met 100 procent. Dit betekent dat jongeren langer gebruik maken van jeugdzorg met steeds duurdere trajecten. Een commissie onder leiding van oud-Minister Van Ark constateert dat de afgelopen jaren vooral in gezinnen met hoger opgeleide ouders een toenemende vraag van jongeren naar lichte vormen van jeugdzorg plaatsvindt. Vergelijkbaar met de WAO zien we veel jongeren met een lichte problematiek die van de regeling gebruik maken. Voor de jeugdzorg is dit des te schrijnender omdat vanwege personeelstekorten jongeren met een zware zorgvraag op een wachtlijst komen te staan.
Het Rijk en de VNG maken ruzie over de compensatie voor de jeugdzorg. Bij de Voorjaarsnota 2025 is een extra bedrag van drie miljard toegewezen voor 2025-2027. Dit weerhield de VNG-ledenvergadering eind juni er niet van om te eisen dat dit bedrag structureel moet worden aangevuld na 2027. Echter geen woord over de volumeontwikkeling. Eén op vijf kinderen krijgt straks jeugdzorg en de grens van 500.000 wordt overschreden. Dit komt omdat de uitvoering van de “Hervormingsagenda Jeugd” amper of geen vervolg heeft gekregen en ook doordat het advies van de commissie Van Ark te veel op twee gedachten hinkt. Enerzijds brengt dit rapport de kostenontwikkeling in kaart en trekt deze ontwikkeling van bijna 10% per jaar gemakshalve door naar latere jaren. De VNG baseert haar claim hierop. Anderzijds beveelt men vanwege de krapte op de arbeidsmarkt om de schaarste aan zorgprofessionals leidend te laten zijn. Consequentie daarvan is het aantal jongeren met jeugdzorg en de kosten allebei omlaag moeten. Immers eind 2022 stonden volgens de Jeugdautoriteit 1500 vacatures open en inwilliging van deze claim betekent dat pakweg 7.000 extra medewerkers nodig zijn. Bij de huidige arbeidsmarkt gaat dit eenvoudigweg niet lukken.
Net als in eerste instantie bij de WAO steken politici vooralsnog hun kop in het zand. In juni werd een motie van SP-voorman Dijk aangenomen dat alle besparingen op de jeugdzorg geschrapt moeten worden en er geen inkomensafhankelijke ouderbijdrage mag komen. In deze motie geen woord over de dekking en hoe dit is te realiseren. Een fundamenteler debat is noodzakelijk. Een debat hoe de houdbaarheid van de jeugdzorg is te garanderen bij een steeds schaarser wordende hoeveelheid mensen en middelen en hoe verantwoordelijkheden kunnen worden herijkt. Het is tijd voor een nieuwe Lubbers die een duidelijke grens van 500.000 jeugdzorgtrajecten stelt en de toegang, duur en reikwijdte beperkt. Die de vraag op tafel durft te leggen of huiswerkbegeleiding voor bijvoorbeeld dyslexie geheel vergoed moet worden én aan rijke ouders een extra bijdrage vraagt. Anders zijn nog stevigere ingrepen nodig, zo leert ook de geschiedenis van de arbeidsongeschiktheid.