Indien een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, verleent het college loonkostensubsidie aan de werkgever:
met inachtneming van het vierde lid, nadat het college eerst de loonwaarde van die persoon heeft vastgesteld en de dienstbetrekking tot stand komt, dan wel
met inachtneming van het vijfde lid, nadat het college in overleg met de werkgever heeft vastgesteld dat de vaststelling van de loonwaarde van die persoon achterwege kan blijven en de dienstbetrekking tot stand komt.
Indien een werkgever reeds een dienstbetrekking is aangegaan met een persoon die met voltijdse arbeid niet in staat blijkt tot het verdienen van het wettelijk minimumloon doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en die in de periode van zes maanden voorafgaande aan de dienstbetrekking deelnam aan:
het praktijkonderwijs, bedoeld in artikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijs,
het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de expertisecentra, of
de entreeopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2., onderdeel a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs,
stelt het college op diens aanvraag in aanvulling op artikel 7 de loonwaarde van die persoon vast en verleent het college de loonkostensubsidie, met in achtneming van het vierde lid, aan de werkgever.
Het eerste en tweede lid is niet van toepassing indien de arbeid wordt verricht in een dienstbetrekking als bedoeld in de artikelen 2 en 7 van de Wet sociale werkvoorziening.
De hoogte van de loonkostensubsidie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid, is het verschil tussen het wettelijk minimumloon vermeerderd met de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en de loonwaarde van die persoon vermeerderd met de voor die persoon naar rato van de loonwaarde rechtens geldende vakantiebijslag, maar is ten hoogste 70 procent van het totale bedrag van het wettelijk minimumloon en de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, vermeerderd met een bij ministeriële regeling vastgestelde vergoeding voor werkgeverslasten. De loonkostensubsidie wordt naar evenredigheid verminderd, indien de overeengekomen arbeidsduur korter is dan de normale arbeidsduur, bedoeld in artikel 12 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
De hoogte van de loonkostensubsidie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, bedraagt gedurende een periode van maximaal de eerste zes maanden van de dienstbetrekking 50 procent van het totale bedrag van het wettelijk minimumloon en de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, vermeerderd met een bij ministeriële regeling vastgestelde vergoeding voor werkgeverslasten. Over het tijdvak na die periode stelt het college de loonwaarde vast en verleent het college loonkostensubsidie met inachtneming van het vierde lid. De loonkostensubsidie wordt naar evenredigheid verminderd, indien de overeengekomen arbeidsduur korter is dan de normale arbeidsduur, bedoeld in artikel 12 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
Het college bepaalt na aanvang van de dienstbetrekking bij toepassing van het vierde lid ambtshalve in overleg met de persoon en met de werkgever wanneer de loonwaarde opnieuw wordt vastgesteld en past, indien de hoogte van de loonwaarde is gewijzigd, de hoogte van de loonkostensubsidie aan.
Het college stelt na aanvang van de dienstbetrekking de hoogte van de loonkostensubsidie ambtshalve opnieuw vast met ingang van 1 januari van het kalenderjaar in overeenstemming met de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon in het voorafgaande jaar en de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en de vergoeding voor werkgeverslasten, bedoeld in het vierde en vijfde lid.
Het eerste en tweede lid zijn niet langer op een persoon van toepassing, vanaf het moment dat is vastgesteld dat die persoon niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort.
Indien het college loonkostensubsidie als bedoeld in dit artikel verleent, verleent het ten aanzien van dezelfde dienstbetrekking geen andere subsidie voor de loonkosten.
Indien een persoon in een dienstbetrekking waarbij loonkostensubsidie als bedoeld in dit artikel wordt verleend zijn woonplaats verplaatst naar een andere gemeente, wordt gedurende die dienstbetrekking onder college in dit artikel verstaan het college dat op grond van het eerste of tweede lid de loonkostensubsidie verleende.
[Dit lid is nog niet in werking getreden.]
Regelgeving die op dit artikel is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)
Beleidsregels en circulaires die dit artikel als wettelijke bevoegdheid hebben
Geen
Artikelen of vergelijkbare tekst die verwijzen naar dit artikel
Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021
artikel: 1, 8
Besluit SUWI
artikel: 3.5
Regeling procesgang vangnetters gemeentelijke doelgroep Participatiewet
artikel: 1
Subsidieregeling ESF 2014–2020
artikel: 1
Wet arbeid en zorg
artikel: 3:13
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
artikel: 82a
Wet tegemoetkomingen loondomein
artikel: 2.10
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
artikel: 6, 35, 36
(01-01-2022)
Datum van inwerking- treding |
Terugwerkende kracht |
Betreft |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Kamerstukken |
Ondertekening |
Bekendmaking |
Opmerking |
Aanhangig |
||||||||
Aanhangig |
||||||||
wijziging |
02-07-2014 |
|||||||
wijziging |
23-12-2015 |
Stb. 2015, 547
|
||||||
wijziging |
17-11-2016 |
|||||||
wijziging |
27-01-2021 |
|||||||
01-01-2022 |
wijziging |
15-12-2021 |
15-12-2021 |
|||||
t/m 04-07-2016 |
wijziging |
17-11-2016 |
08-12-2016 |
|||||
wijziging |
23-12-2015 |
23-12-2015 |
||||||
nieuw |
02-07-2014 |
04-07-2014 |
||||||
wijziging |
26-11-2014 |
10-12-2014 |