Afhankelijk of dement worden, en dan overgeleverd zijn aan de karige zorg van vreemde handen: het is een schrikbeeld geworden in onze cultuur, zo zelfs dat sommigen liever eerder dood willen, dan dat.
Dit boek vertelt een tegenverhaal. En dat van binnenuit. Het boek schetst een ander perspectief op het kwetsbare leven in een verpleeghuis, zonder blind te zijn voor de pijn en voor het verlies dat er geleden worden. Hier komen mensen aan het woord die – zoals Herman Andriessen, wiens gedichten de verhalen afwisselen, het omschreef: ‘staan in het einde’ – maar die met vallen en opstaan bezig zijn met hun laatste staaltje levenskunst.
Zo plukt en schikt Fia Oomen een prachtig, veelkleurig veldboeket, op een akker waarvan veel mensen denken dat er niks meer groeien kan. Met gevoel voor humor en relativeringvermogen, maar ook met compassie en kennis van zaken laat ze zien hoe verpleeghuiszorg zorg ‘bewarende zorg’ kan worden: als het jou niet meer lukt om zelf je identiteit bij elkaar te houden, dan kunnen anderen je daarbij helpen.
Het boek is daarmee ook een krachtig pleidooi voor het vak van geestelijk verzorger geworden. Daar heb je specifieke kennis en kunde voor nodig. Maar ten diepste is de geestelijk verzorger maar met één ding bezig: medemenselijkheid.
Fia Oomen, 1955, werkt sinds 1998 binnen de Warande Zeist op de psycho-geriatrische, somatische en revalidatieafdelingen. Zij verzamelde gedurende vele jaren praktijkervaringen. In 2007 studeerde zij af op Cross-Culturele Theologie met als bijvakken Nederlandse Literatuur vanaf 1880 en Pastorale Psychologie. In 2009 werd zij bevestigd tot predikant maar bleef in dienst van de Warande als Geestelijk Verzorger. In 2013 rondde ze, in opdracht van de Warande, een onderzoek over mantelzorgers af met een symposium onder dezelfde titel: ‘In andermans Handen maar Naast-en-Betrokken’, met als subtitel ‘zorg in wederkerigheid’.