Onder de noemer 18-/18+ groeit de aandacht voor jongeren in kwetsbare posities die worstelen met de overgang naar volwassenheid. Over welke jongeren gaat het? Waar lopen zij tegenaan? Wat hebben zij nodig om op eigen benen te kunnen staan en hun toekomstdromen waar te maken? Over deze en andere vragen buigt het Nederlands Jeugdinstituut zich samen met VNG, gemeenten, Divosa en Movisie in de Aanpak 16-27.(1) Want het gaat niet om die ene dag waarop een jongere 18 wordt, maar om een levensfase. In die fase is het voor jongeren in kwetsbare posities cruciaal dat ze ononderbroken ondersteuning krijgen om als zelfredzame volwassenen hun plek in de samenleving en toegang tot de arbeidsmarkt te kunnen verwerven.
De kwetsbare adolescentiefase
Tussen de 16 en 27 jaar doorlopen jongeren een fase die ook wel wordt aangeduid als adolescentie. In die periode wordt er steeds meer zelfstandigheid en zelfredzaamheid van hen verwacht. Zo leren ze om voor hun eigen woonsituatie en financiën te zorgen en steeds meer beslissingen zelf te nemen. In deze levensfase zijn hun lichaam en hersenen nog volop in ontwikkeling en verandert de hormoonhuishouding. De ontwikkeling van de hersenen loopt door tot ongeveer het 25ste levensjaar. Pas in late adolescentie ontwikkelt zich de prefrontale cortex. Dit onderdeel van de hersenen is onder andere verantwoordelijk voor ‘sociale cognitie’, dat wil zeggen het begrijpen van jezelf en anderen, ‘zelf-evaluatie’ en een inschatting kunnen maken van andermans emoties. Tot ver in de volwassenheid ontwikkelt dit deel van de hersenen zich verder (of niet) en draagt zorg voor de mentale organisatie, oftewel de manier waarop je omgaat met vragen en emoties.
Voor ongeveer 85% van de jongeren verloopt de fase van adolescentie normaal. Volwassen worden gaat gepaard met experimenteren, risico’s nemen, het avontuur opzoeken, fouten maken, vallen en opstaan. Vaak maken jongeren keuzes waar ze direct profijt van hebben. Wat de consequenties op de wat langere termijn zijn, boeit ze niet zo. Met wat hulp van ouders en vrienden slagen de meeste jongeren erin om zelfstandig en onafhankelijk te functioneren. De meeste jongeren vinden het leuk om nieuwe dingen te leren en hebben geen moeite met de veranderingen waarmee ze te maken krijgen.
In deze levensfase is vooral het risico op de manifestatie van psychische problemen hoog. Driekwart van alle psychiatrische stoornissen openbaart zich voor het 25ste levensjaar. Ook zijn middelengebruik en normafwijkend gedrag geen uitzondering en dat brengt een grotere kans met zich mee op psychische en sociaal-maatschappelijke problemen. Voor jongeren in kwetsbare posities kunnen de risico’s van deze levensfase ertoe bijdragen dat op een of meer leefgebieden problemen ontstaan, dan wel verergeren. De kans daarop is groter op overgangsmomenten. De overgang van minder- naar meerderjarigheid is zo’n moment. Van de ene op de andere dag is een jongere voor de wet meerderjarig (sudden adulthood) en krijgt met andere rechten en plichten te maken. Geen enkele jongere is echter op zijn of haar 18everjaardag volwassen in de zin dat hij geestelijk en lichamelijk volgroeid is en in staat volledig onafhankelijk in de maatschappij te functioneren.
Kwetsbare adolescentie, om wie gaat het?
Er is een groep van rond de 15% jongeren die in meer of mindere mate kwetsbaar zijn; bij wie de weg naar volwassenheid minder soepel verloopt door allerlei risico’s die zij onderweg tegenkomen op een of meer leefgebieden. Dat zijn ruim 350.000 jongeren bij wie leren, werken, zelfstandig wonen, sociale relaties of zelfredzaamheid niet vanzelf gaan. We onderscheiden daarbij diverse groepen jongeren, vaak is er overlap. Om er een paar te noemen: jongeren met een lichte verstandelijke beperking, dak- en thuisloze jongeren, voortijdig schoolverlaters, overbelaste jongeren (met meervoudige persoonlijke en ontwikkelingsproblemen), spookjongeren (jongeren tussen de 18 en 26 jaar die niet ingeschreven staan in de Basisregistratie Personen van hun gemeente), vluchtelingen en asielzoekers.
Als zo’n jongere achttien wordt, belandt hij als meerderjarige van de beschermde omgeving van school en jeugdhulp vanuit de Jeugdwet, in de vraaggerichte Wmo en de meer eisen stellende Participatiewet. Hij krijgt te maken met regelingen en instanties die gericht zijn op volwassenen en een zekere mate van zelfredzaamheid veronderstellen. Zo moeten jongeren dan ineens zelf dingen regelen, zoals een zorgverzekering, woonruimte, werk, en noem maar op. Dat gaat bij lang niet iedere jongere goed. Daarnaast moeten sommige jongeren die in een kwetsbare positie zitten, ook keuzes maken over de ondersteuning die ze krijgen. Bijvoorbeeld om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten of te werken aan hun zelfredzaamheid. Niet alle jongeren lopen daar warm voor. Ze zijn ‘zorgmoe’, hebben geen zin meer om naar school te gaan of lopen vast in allerlei ingewikkelde procedures en plichten. Blij met hun nieuwverworven vrijheid, overschatten zij zichzelf en zien het nut van begeleiding niet in. Dat geldt ook voor Jacky: ‘Mensen van jeugdhulp zijn mensen die bij je thuiskomen en zich overal tegenaan willen bemoeien. Dat vind ik het mooiste aan achttien worden: niemand meer die op mijn vingers kijkt en denkt te weten wat “de zwerfjongere” nodig heeft.’(2) Deze jongeren lopen dan ook een groter risico om tussen de wal en het schip te raken. Ze krijgen te maken met schulden, dakloosheid, schooluitval, verslaving en werkloosheid. Stephanie: ‘Ik kan niet naar school omdat ik schulden heb, ik heb schulden omdat ik niet naar school kan. Als ik klaar ben met de schuldhulpverlening ben ik te oud om studiefinanciering aan te vragen. Het is de vraag of ik ooit aan mijn verleden zal ontsnappen.’(3)
De rol van gemeenten
De overgang naar volwassenheid is voor jongeren in een kwetsbare positie extra moeilijk, doordat wetgeving en beroepspraktijken niet goed aansluiten bij hun behoeften. Dat is niet nieuw, maar voorheen vooral een probleem van professionals uit onderwijs, welzijn, jeugdhulp, zorg, werk en inkomen. Sinds de decentralisaties zijn gemeenten verantwoordelijk voor de ondersteuning op het gebied van jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning en arbeidsparticipatie en krijgen ze in hun beleid met alle daarmee samenhangende wettelijke regelingen te maken. Hierdoor is de problematiek van deze jongeren ook zichtbaarder geworden. Ineens zagen gemeenten zich geconfronteerd met jongeren die van de ene op de andere dag de jeugdzorg uitstroomden en hulpverleners die zich geen raad wisten met de situatie. Bas Wijnen van het Nederlands Jeugdinstituut en projectleider Aanpak 16-27: ‘Wat het zo lastig maakt, is dat er veel verschillende wetten zijn die in elkaar haken. Er is in Nederland bijna niemand die de samenhang van die wetten overziet en ze kan vertalen naar de consequenties voor een jongere. Toch kan er meer dan we denken. Samen met gemeenten proberen we daar nu grip op te krijgen en mogelijkheden te vinden om jongeren de ondersteuning te geven waaraan zij behoefte hebben. Daarbij kijken we onder andere naar de ruimte in wet- en regelgeving. Maar het betekent ook dat je in individuele gevallen moet durven af te wijken van de standaard en daarvoor is lef nodig.’
Door de decentralisaties hebben gemeenten veel meer dan voorheen de mogelijkheid om de problemen van jongeren integraal aan te pakken door te sturen op samenwerking en ontschotting binnen het sociaal domein. Het gaat immers om jongeren bij wie vaak niet alleen de nodige instanties en hulpverleners betrokken zijn, maar ook verschillende gemeentelijke afdelingen. Gemeenten staan voor de uitdaging ervoor te zorgen dat deze jongeren kunnen rekenen op een sluitende aanpak en geen last hebben van de verschillende wetten, loketten en petten.
Lees dit artikel verder in het magazine 18-/18+
(1) Aanpak 16-27
(2) Inspiratiemagazine 18- 18+ Het roer om, Stichting Zwerfjongeren Nederland
(3) Stichting Zwerfjongeren Nederland
Auteurs: Bas Wijnen en Joanka Prakken, beiden werkzaam bij het Nederlands Jeugdinstituut.