Het Hof van Justitie in Luxemburg heeft in een arrest van vandaag (4 februari 2025) antwoord gegeven op zogenoemde prejudiciële vragen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Zij wilde van het Europese Hof weten of het Nederlandse inburgeringsstelsel voldoet aan de Europese Kwalificatierichtlijn. Deze richtlijn verplicht EU-lidstaten om asielstatushouders toegang te bieden tot integratieprogramma’s. De Afdeling bestuursrechtspraak stelde de vragen in maart 2023 in een concrete rechtszaak rondom de inburgering van een man uit Eritrea.
Asielstatushouders zijn in Nederland verplicht om binnen een bepaalde termijn het inburgeringsexamen te halen. Uitgangspunt van de Wet inburgering 2013 is dat vreemdelingen verantwoordelijk zijn voor hun eigen inburgering en dat zij zelf de kosten van de inburgeringscursussen en de examens moeten betalen. Zij kunnen voor deze kosten bij de overheid wel een lening afsluiten van maximaal € 10.000. Asielstatushouders die op tijd het inburgeringsexamen halen of op tijd zijn vrijgesteld of ontheven van hun inburgeringsplicht, hoeven de lening vervolgens niet terug te betalen. Als zij niet op tijd aan de inburgeringsplicht hebben voldaan, moeten ze in beginsel de hele lening terugbetalen.
De man uit Eritrea heeft in Nederland een asielvergunning gekregen. Hij heeft zijn inburgeringsexamen niet op tijd behaald en is ook niet binnen de termijn vrijgesteld of ontheven van de inburgeringsplicht. Daarom heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hem een boete opgelegd van € 500. Ook moet de man de lening van € 10.000 die hij met de overheid had afgesloten, volledig terugbetalen.
Het Hof van Justitie benadrukt in zijn arrest van vandaag dat het voor de integratie van personen die internationale bescherming genieten, belangrijk is om kennis te verwerven van met name de taal. Het Hof stelt vast dat de lidstaten hen onder bepaalde voorwaarden ertoe kunnen verplichten deel te nemen aan integratieprogramma’s en te slagen voor de examens die daaraan verbonden zijn. Wel moet rekening worden gehouden met de zeer uiteenlopende persoonlijke omstandigheden van deze personen. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan er een geldboete worden opgelegd, zoals wanneer blijkt dat er sprake is van een bewezen en aanhoudend gebrek aan bereidheid tot integratie. Dat personen die internationale bescherming genieten in beginsel alle kosten van de inburgeringscursussen en -examens moeten dragen, is een onredelijke last, aldus het Hof van Justitie.
Op 1 januari 2022 is de nieuwe Wet inburgering 2021 in werking getreden. In het nieuwe stelsel hoeven asielstatushouders de inburgeringscursussen en de examens niet meer zelf te betalen en hoeven zij dus hiervoor ook geen lening af te sluiten. Wel blijft de inburgeringsplicht bestaan en kunnen asielstatushouders op verschillende momenten boetes krijgen. Het arrest van het Hof van Justitie is dus ook van belang voor de nieuwe wet.
Met dit arrest van het Hof van Justitie is nog geen einde gekomen aan de procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Zij had de behandeling van de zaak geschorst in afwachting van het antwoorden van het Hof in Luxemburg. Nu het Europese Hof de prejudiciële vragen heeft beantwoord, zal de Afdeling bestuursrechtspraak de behandeling van deze zaak voortzetten en later een definitieve uitspraak doen.