De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen biedt, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een overzicht van de 11 belangrijkste ontwikkelingen die relevant zijn voor uw gemeente. Lees meer over de energietoeslag, het wetsvoorstel Breed Offensief de wijzingen met betrekking tot wet- en regelgeving inburgering.
In de Kamerbrief Aanvullende maatregelen energierekening staat dat het kabinet gemeenten de mogelijkheid biedt om 500 euro van de energietoeslag 2023 al in 2022 uit te keren. Op deze wijze kunnen gemeenten huishoudens in 2022 extra ondersteunen. Gemeenten kunnen onder de huidige wetgeving de toeslag tot 1 juli 2023 uitkeren.
De begroting voor het Gemeentefonds is hier bij Nota van Wijziging en incidentele suppletoire begroting op aangepast. Van de € 1,4 miljard voor 2023 is 500 miljoen euro naar 2022 overgeheveld. Hierdoor blijft er in 2023 900 miljoen euro over, inclusief uitvoeringskosten. De energietoeslag voor 2022 is daarmee in principe 1800 euro en voor 2023 800 euro per huishouden. Gemeenten hebben de vrijheid om hierin een andere afweging in te maken. Het advies van een inkomensgrens van 120% van het sociaal minimum blijft in principe hetzelfde. Aangezien er voor 2023 een nieuw wetsvoorstel volgt en het inkomen van mensen in 2022 en 2023 kan verschillen, hoeft de groep die in aanmerking komt in 2023 niet per definitie gelijk te zijn aan die van 2022.
De middelen voor 2023 zijn bedoeld voor zowel de te verstrekken energietoeslagen als de daaraan verbonden uitvoeringskosten en zullen worden toegevoegd aan het gemeentefonds. De meicirculaire 2023 zal de verdeling van deze middelen over de gemeenten bevatten. In 2022 zijn de middelen voor de energietoeslag verdeeld via het cluster minimabeleid in het gemeentefonds. Per 1 januari 2023 is er een nieuw model om de middelen uit het gemeentefonds te verdelen. Dit nieuwe model kent geen cluster minimabeleid. Daarom wordt voor 2023 nagedacht over een andere verdeling van de middelen.
Mede op verzoek van de VNG heeft het ministerie van SZW de landsadvocaat verzocht te adviseren over een concepttekst tot aanvulling van de handreiking eenmalige energietoeslag 2022. De landsadvocaat is gevraagd te beoordelen of het concept een voldoende en juridisch houdbare rechtvaardiging bevat voor het maken van onderscheid bij gebruik van de bevoegdheden uit artikel 35 vierde en vijfde lid van de participatiewet, tussen studenten en doelgroepen binnen het gemeentelijk minimabeleid. De landsadvocaat kan de argumentatie in het concept om studenten uit te sluiten van de categoriale bijzondere bijstand goed volgen. Met deze argumenten is het volgens de landsadvocaat goed verdedigbaar dat het onderscheid tussen studenten en (andere) minima een legitiem, doelmatig en proportioneel middel is. De discussie over de individuele bijzondere bijstand als redelijk alternatief moet volgens de landsadvocaat worden gezien in het licht van de vraag of de gevolgen van de uitsluiting proportioneel zijn. De nadelige gevolgen van uitsluiting van de studentenpopulatie worden ondervangen door de individuele bijzondere bijstand. De landsadvocaat vindt het verdedigbaar dat de individuele bijzondere bijstand een afdoende vangnet vormt voor studenten die in de financiële problemen dreigen te komen als gevolg van de gestegen energieprijzen. Het definitieve advies is openbaar. De handreiking Energietoeslag wordt hierop aangepast en zo snel mogelijk gepubliceerd op de site van Stimulansz.
Recht op energietoeslag internationale studenten
Internationale studenten, inclusief EU-studenten, die economisch niet actief zijn hebben geen recht op bijzondere bijstand. Dit volgt uit artikel 24 van de zogenaamde burgerschapsrichtlijn (richtlijn 2004/38/EU) en de verwijzing daarnaar in de Participatiewet, artikel 11, 2e lid.
De vraag of economisch actieve EU-studenten recht hebben op bijzondere bijstand is ingewikkelder. Allereerst is relevant of een student wordt aangemerkt als migrerend werknemer volgens (met name) de EU-richtlijn 2004/38 en verordening 883/2004. Hiervoor is geen vaststaand aantal uren benoemd in de regelgeving. Voor werkende EU-studenten geldt dat zij in bepaalde gevallen recht hebben op studiefinanciering (afhankelijk van het aantal uur dat zij werken en/of de hoogte van het inkomen); voor meer informatie, zie de website van DUO. Deze studenten zullen, inclusief het bedrag aan studiefinanciering, meteen een te hoog inkomen hebben om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming (uitgaande van 120%). Vanuit de EU-regelgeving en jurisprudentie (onder andere arresten Brey C-140/12 en Gusa C-442/15; zie ook RvSt ECLI:NL:RVS:2019:2503) geldt dat er steeds een individuele afweging moet worden gemaakt kijkend naar de omstandigheden van het geval, en moet worden bezien of er sprake is van reële en daadwerkelijke werkzaamheden, en of de persoon in kwestie gewoonlijk in Nederland verblijft in de zin van de genoemde regelgeving.
Vervolgens is echter de vraag of deze studenten vanuit de Participatiewet als ingezetene kunnen worden beschouwd. Een internationale student die hier is om te studeren zal niet per definitie een ingezetene zijn volgens de Participatiewet (art 11 en art 40), ook niet als hij een aantal uren werkt. Het verblijf voor studie is in principe een tijdelijk verblijf voor een naar zijn aard tijdelijk doel en een student heeft daarmee volgens de wet veelal nog steeds zijn woonplaats in het land van herkomst. Eveneens volgt uit de Participatiewet en de Vreemdelingenwet dat een beroep op bijstand gemeld wordt bij de IND (VW art 8 onderdeel e). Wanneer buitenlandse studenten een aanvraag doen voor bijstand kan dat consequenties hebben voor hun verblijfsrecht. De beoordeling van verblijfsrechtelijke aanspraken van EU-burgers doet de gemeente niet zelf, maar in overleg met de IND.
Over aanspraken van EU-studenten op voorzieningen uit de Participatiewet is voor zover bekend geen jurisprudentie. Ten aanzien van termen als migrerend werknemer en ingezetene is de jurisprudentie casuïstisch ingestoken en kunnen er niet zomaar harde lijnen worden getrokken. Het is daarom niet helemaal uit te sluiten dat een werkend EU-student in zijn individuele situatie alsnog voor een energietoeslag in aanmerking kan komen. Maar in algemene termen kan worden gesteld dat er in beginsel geen recht is.
Voor de energietoeslag 2023 wordt een nieuw wetsvoorstel voorbereid. Daarmee is de toeslag het best passend bij de inkomenssituatie van mensen in 2023. Dit betekent dat de doelgroep van de energietoeslag voor 2023 niet automatisch gelijk is aan die van 2022. De verwachte invoering van de wet vindt plaats in juni 2023. Vanaf januari 2023 worden verschillende koopkrachtmaatregelen van kracht. De financiële armslag van huishoudens met een laag inkomen is daarmee groter dan in 2022. Ook is aan gemeenten de mogelijkheid geboden 500 euro van de energietoeslag van 2023 bij de toeslag van 2022 voegen. Hiermee kan de eerste periode van 2023 overbrugd worden. De middelen voor 2023 kunnen dan worden uitgekeerd in de tweede helft van het jaar. Het meer gespreid uitkeren, heeft ook als bijkomend voordeel dat mensen de toeslag minder snel inzetten voor andere zaken. Anticiperen is zeer waarschijnlijk niet mogelijk.
Om het uitkeren zo eenvoudig mogelijk te maken, kunnen gemeenten kosteloos een update van het bestand van 2022 laten maken door het inlichtingenbureau. Daarmee kan naar verwachting een groter deel van de toeslagen in 2023 ambtshalve worden verstrekt.
De afgelopen maanden zijn de energieprijzen fors gestegen. Ondanks de verschillende maatregelen die de overheid neemt om de negatieve effecten van de hoge energieprijs te dempen, moeten steeds meer Nederlanders elke dag de afweging maken of ze hun verwarming wel of niet aan kunnen zetten. Ook maatschappelijke organisaties nemen diverse initiatieven. Graag brengt het ministerie van SZW een initiatief van het Leger des Heils onder de aandacht bij gemeenten. Om ervoor te zorgen dat niemand in de kou hoeft te zitten, heeft het Leger des Heils per 1 november de deuren geopend voor de groep Nederlanders met een smalle beurs die uit voorzorg kiest de thermostaat laag te zetten om extra hoge kosten te voorkomen.
Onder de naam ‘Warme Kamers’ biedt het Leger des Heils op al haar ruim 130 locaties een buurthuiskamer aan. Hiermee krijgen mensen de kans om in een verwarmde kamer te verblijven, en bijvoorbeeld te studeren, een boek te lezen, of contact te leggen met hun buurtbewoners. Naast de eigen gebouwen heeft het Leger des Heils vele andere instanties bereid gevonden om een Warme Kamer in te richten. Hieronder bevinden zich onder meer bibliotheken, welzijnsorganisaties en kerken. Dit heeft ertoe geleid dat er begin november 2022 al een netwerk van bijna 1000 kamers als een warme deken over Nederland ligt.
Het ministerie van SZW wil samen met het Leger des Heils de krachten bundelen. Hierbij kan worden gedacht aan het faciliteren van Warme Kamers in overheidsgebouwen (in navolging van het Provinciehuis Zuid-Holland), als ook de juiste hulp vinden bij mogelijke betalingsproblemen voor bezoekers van Warme Kamers die hier behoefte aan hebben. Het ministerie van SZW nodigt gemeenten uit om ook in gesprek te gaan met het Leger des Heils om te bezien of de Warme Kamers een rol kunnen spelen bij het helpen van mensen tijdens deze winter nu de energieprijzen zo hoog zijn.
Meer informatie en een overzicht van alle locaties vindt u hier.
In de brief van 21 november 2022 aan de Tweede Kamer heeft de Minister voor APP de maatregelen uiteengezet die zij wil nemen om menselijke maat en vertrouwen tot centrale begrippen binnen de uitvoering van de Participatiewet te maken. Een van deze maatregelen zit op de introductie van een zogenaamde giftenvrijlating van 1.200 euro. Hiermee hebben giften tot 1.200 euro geen bijstandsrechtelijke gevolgen. De Minister voor APP beoogt deze giftenvrijlating in 2024 in wetgeving te verankeren. Op dit moment heeft het college al de bevoegdheid om giften buiten beschouwing te laten als deze vanuit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn. Het is goed om te zien dat al veel gemeenten hierbij een vrijlatingsgrens van 1.200 euro of hoger hanteren. De Minister voor APP roept gemeenten op om in ieder geval een vrijlating van in 1.200 euro te hanteren. Dit past binnen de beleidsvrijheid die gemeenten hebben. Hierdoor kunnen giften tot dit bedrag bij bijstandsverlening buiten beschouwing worden gelaten. In de Tweede Kamer is er een breed draagvlak voor deze oproep.
Het kabinet verhoogt per 1 januari 2023 het WML en de daaraan gekoppelde uitkeringen, zoals de bijstand. Deze verhoging heeft ook impact op de beslagvrije voet. De indexering van het WML en daaraan gekoppeld de uitkeringen per 1 januari 2023 met 10% komt, in het geval van beslag op het inkomen dat doorloopt over de jaargrens, niet altijd direct bij de debiteur terecht. Meestal gebeurt dit pas later in het jaar wanneer 12 maanden na vaststelling de herberekening van de beslagvrije voet moet worden uitgevoerd.
Het is belangrijk dat deze noodzakelijke inflatiecompensatie tijdig bij inwoners bij wie een beslag is gelegd, terechtkomt. De wens om de inflatiecompensatie ten goede te laten komen aan kwetsbare inwoners die met stijgende kosten te maken hebben heeft breed maatschappelijk draagvlak. Op dit moment bespreken we met ketenpartijen op welke wijze hier in de uitvoering invulling aan te geven.
Analoog aan de gevolgen voor de beslagvrije voet heeft de stijging van het wettelijk minimumloon (WML) van 10% gevolgen voor de minnelijke en wettelijke schuldsanering natuurlijke personen (msnp en wsnp). Recofa, het landelijk overlegorgaan van rechters-commissaris in procedures betreffende faillissementen en surseances van betaling, vraagt van wsnp-bewindvoerders dat zij voor 1 maart een herberekening maken van het vrij te laten bedrag, een afgeleide van de beslagvrije voet. Ook voor de minnelijke regelingen zoeken partners VNG en Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVV) naar een oplossing die uitvoerbaar is en op draagvlak kan rekenen. Meer nieuws hierover is binnen enkele weken te verwachten.
In Gemeentenieuws 2022-5 is reeds gemeld dat het wetsvoorstel Breed Offensief met vrijwel algemene stemmen is aanvaard door de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel is op 29 november ook door de Eerste Kamer aangenomen. Hier is de wettekst te vinden.
Het wetsvoorstel bevat maatregelen om de kans op werk voor mensen met een arbeidsbeperking te vergroten, zoals de verbeteringen in het bieden van ondersteuning op maat, de vrijlating van arbeidsinkomsten voor mensen die in deeltijd met loonkostensubsidie werken, het maken van een uitzondering op de vierweken zoektermijn voor mensen onder de 27 jaar met evidente arbeidsbeperkingen en vereenvoudigingen in het instrument loonkostensubsidie. Daarnaast bevat het wetsvoorstel als uitvloeisel van het Coalitieakkoord een wijziging van de kostendelersnorm zodat inwonende jongvolwassenen tot 27 jaar niet langer meetellen als kostendeler voor de uitkering van huisgenoten.
De wijziging van de kostendelersnorm en de nieuwe vrijlating van arbeidsinkomsten treden per 1 januari 2023 in werking en de overige wijzigingen uit het wetsvoorstel per 1 juli 2023.
Met het oog op de implementatie door gemeenten heeft Stimulansz in opdracht van het Ministerie van SZW inmiddels een handreiking opgesteld. Deze handreiking bevat een toelichting op de voorgenomen wijzigingen, praktische tips en voorbeeldbrieven. De handreiking staat op de website van Stimulansz.
Verder is op de Praktijkdag van de Programmaraad van 3 november specifiek aandacht aan de actuele stand van zaken van het wetsvoorstel Breed Offensief en de maatregelen gegeven. Hier is de presentatie te vinden.
Tot slot wijzigt het wetsvoorstel de verordeningsplicht voor gemeenten. De VNG en Divosa hebben destijds het initiatief genomen om in het kader van Breed Offensief een modelverordening op te stellen. Een modelverordening dient als handreiking aan gemeenteraden. De VNG verwacht eind dit jaar de modelverordening te kunnen publiceren. Vervolgens is het aan de gemeenteraden om bij het opstellen van de verordening de modelverordening te betrekken.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft op 28 november de Tweede Kamer een brief gestuurd over de stand van zaken bij Participatiewet in balans.
Een aantal van de voorstellen voor spoor 1, wijziging van de Participatiewet, is:
Verruiming en harmonisering van de bijverdiengrenzen: 15% inkomensvrijlating voor 1 jaar, ook voor jongeren tot 27 jaar.
Bekijken van de mogelijkheden voor een bufferbudget voor bijstandsgerechtigden die door inkomsten naast de uitkering door verrekening beneden bijstandsniveau komen.
Mogelijkheid om in schrijnende situaties af te wijken van het principe ‘aanvraagdatum is ingangsdatum’.
Mogelijkheid om in schrijnende situaties af te zien van de 4 weken zoektermijn voor jongeren tot 27 jaar.
Bijstandsgerechtigden mogen giften (ook in natura) ontvangen tot een maximumbedrag van 1200 euro) en ze hoeven deze niet te melden aan de gemeente.
De mogelijkheid om in gevallen waarin werken (nog) niet mogelijk is met de bijstandsgerechtigde te komen tot andere vormen van participatie.
Meer ruimte voor gemeenten bij het opleggen van maatregelen. Dus niet zoals nu standaard 100% verlaging van de uitkering bij het niet nakomen van verplichtingen.
Meer mogelijkheden voor bijstandsgerechtigden om mantelzorg te verlenen.
Verbreding van het experimenteerartikel: naast arbeidsparticipatie ook participatie in algemene zin toestaan.
SZW beoogt de wetswijziging aan het begin van 2023 voor consultatie en voor een uitvoeringstoets voor te leggen.
Verder geeft de minister aan dat ze in spoor 2 maatregelen voor de langere termijn wil uitwerken, ook in relatie tot de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en Jeugdwet. Daarnaast wil zij in spoor 3 de vakkundigheid van de professionals die werken bij de gemeente aan de uitvoering van de Participatiewet verder bevorderen.
De vergoeding voor werkgeverslasten bij loonkostensubsidie op grond van artikel 10d van de Participatiewet wijzigt per 1 januari 2023 niet.
SZW bepaalt deze vergoeding aan de hand van de vaststelling van de wettelijk verplichte werkgeverspremies voor een werknemer die het wettelijk minimumloon verdient in de marktsector. Het vastgestelde percentage wordt naar boven afgerond op een halve procentpunt. Uit de berekeningen volgt dat de vergoeding per 1 januari 2023 blijft gehandhaafd op 23,5 procent.
In april dit jaar lanceerden we vanuit het Ministerie SZW, samen met meerdere arbeidsmarktpartijen, het actieplan 'Dichterbij dan je denkt'. Het plan kwam tot stand in het kader van de huidige krappe arbeidsmarkt, met als doel om samen kansen te benutten die deze krappe arbeidsmarkt wél biedt voor die mensen die nu nog langs de kant staan en/of op zoek zijn naar werk.
SZW verstrekte per arbeidsmarktregio in totaal € 750.000 via decentralisatie uitkeringen (€ 500.000 via de septembercirculaire en aanvullend € 250.000 via de decembercirculaire). Hiermee kunnen arbeidsmarktregio’s hun regionale actieplannen (door)ontwikkelen. Met onder andere landelijke- en regionale campagnes informeren en inspireren we werkgevers om mensen die nog langs de kant staan en wel kunnen werken, een kans te bieden op werk. De Werkgeversservicepunten (WSP’s) in hun eigen regio ondersteunen hen hierbij. Met dezelfde communicatiemiddelen informeren en inspireren we werkzoekenden juist om contact op te nemen met de Regionale Mobiliteitsteams (RMT’s), die hen mogelijk verder kunnen helpen bij het vinden van een passende baan.
Dichterbij dan je denkt laat zien dat met name vier wervingsmethoden de kansen en mogelijkheden naar passend werk vergroten: via innovatieve manieren van matching, zoals laagdrempelige meet & greets, via leerwerktrajecten, via jobcarving en functiecreatie en door middel van Open Hiring. Start Foundation ontwikkelde een gratis e-learning over Open Hiring.
Verder ging we tijdens een aantal webinars in op de vraagstukken die we in samenspraak met de regio’s hebben opgepakt, zoals het vinden van ‘het onbenut potentieel’. Deze webinars zijn terug te kijken op YouTube:
Op 1 januari 2023 worden enkele wijzigingen in de Wet, het Besluit en de Regeling inburgering 2021 van kracht. In oktober heeft de Eerste Kamer ingestemd met de wetswijziging. De meeste veranderingen hebben betrekking op inburgeraars die nog moeten inburgeren onder de (oude) Wet inburgering (Wi2013).
De wet uit 2013 wordt alom gezien als een erg streng regime. Daarom heeft SZW een verbeterplan voorgesteld om de scherpe kantjes eraf te halen. Er zijn nog circa 60.000 inburgeringsplichtigen die onder dit regime moeten inburgeren. Formeel is de Wi2013 ingetrokken met de komst van het nieuwe inburgeringsstelsel op 1 januari 2022. Om de verbetermaatregelen een juridische grondslag te geven, creëerde SZW een wijziging in het overgangsrecht in de Wi2021.
Een van de maatregelen betreft de begeleiding door gemeenten van de inburgeraars die behoren tot de zogeheten ELIP-groep (Einde Lening Nog Inburgeringsplichtig). Gegevensuitwisseling over deze inburgeraars tussen DUO en gemeenten was tot dusver niet goed mogelijk. Vanaf 1 januari 2023 is die uitwisseling wel toegestaan waardoor gemeenten in staat zijn deze inburgeringsplichtigen beter te begeleiden. Dit verkleint de kans op financiële problemen voor deze inburgeraars.
Daarnaast hebben enkele wijzigingen betrekking op inburgeraars die onder het nieuwe inburgeringsregime (Wi2021) vallen. Zo wordt het voor inburgeringsplichtige jongeren die een niet-vrijstellende opleiding volgen mogelijk om een verlenging van de inburgeringstermijn aan te vragen. Daarnaast krijgen gemeenten de mogelijkheid om af te wijken van de tienwekentermijn voor het vaststellen van het persoonlijke Plan Inburgering en Participatie. Gemeenten kunnen deze afwijkingsmogelijkheid gebruiken in situaties waarin zij in afwachting zijn van essentiële informatie van een derde partij. Daarbij kan worden bijvoorbeeld worden gedacht aan een diplomawaardering.