Het is een soort economische wet dat mensen worden betaald naar hun productiviteit. Mensen met een productiviteit lager dan het minimumloon zijn daarom ongeschikt voor de arbeidsmarkt: zonder ingrijpen van de overheid met geld en/of regels zullen deze mensen niet of moeilijk een baan krijgen. De Rijksoverheid heeft al diverse pogingen gedaan om de positie van deze mensen op de arbeidsmarkt te verbeteren. Van Melkertbaan tot sociale-werkvoorziening, het bleek allemaal niet te werken. Met de Participatiewet die in 2015 inging, heeft het Rijk al zijn hoop op de gemeenten gevestigd.
Tegelijk met de invoering van de Participatiewet werd de sociale werkvoorziening gesloten voor nieuwe gevallen. Het SCP concludeerde in september 2018 dat het gevolg daarvan was dat de kans op ‘regulier’ werk alleen maar kleiner was geworden voor mensen die voorheen in de sociale-werkvoorziening terecht zouden zijn gekomen.(1) Wethouder Rutger Groot Wassink noemde de participatiewet daarom in De Volkskrant een wet die ‘niet werkt’.(2)
De sociale werkvoorziening is afgeschaft omdat weinig mensen die daar werkten doorstroomden naar een reguliere baan. Dat had natuurlijk ook helemaal niet verwacht mogen worden, omdat de meeste mensen om wie het gaat bij het gegeven minimumloon voor geen enkele werkgever ‘renderend’ zijn. Het werk bij de sociale werkvoorziening leverde tenminste nog een beetje productie op en voor de mensen die daar werkten, bracht structuur in hun leven en een beetje zelfrespect. Overheden of commerciële bedrijven konden bij de sociale werkvoorziening eenvoudige werkzaamheden op bestelling laten uitvoeren zoals snoepjes inpakken, onkruid weghalen, ramen lappen, mestkuilen leeghalen etcetera. In feite fungeerde de sociale werkvoorziening als een soort sociaal uitzendbureau.
De WRR pleitte aan het begin van dit jaar voor een nieuw instrument, namelijk speciaal gecreëerde banen die zowel voor de moeilijk plaatsbare mensen als voor de maatschappij nuttig zijn.(3) Dat idee was overigens niet van de WRR zelf. De Maastrichtse hoogleraar Joan Muysken kwam in 2010 al met dit voorstel om deze zogenaamde basisbanen te scheppen. Hij publiceerde daarover samen met Saskia Klosse een artikel op de economenwebsite Me Judice.(4)
Het uitgangspunt van de basisbanen is dat het een overheidstaak is voor iedereen volwaardig en zinvol werk te garanderen. Ook de moeilijk plaatsbare mensen hebben dus recht op een arbeidsovereenkomst tegen het minimumloon.
Het idee van de basisbaan is echter niet zonder problemen. De WRR suggereert dat er bij basisbanen sprake is van vrijwilligheid. De speciaal gecreëerde functies blijven dan onvervuld als daar niet voldoende mensen uit de doelgroep op af komen. Mag dan iemand die productief genoeg is voor werk op minimumniveau die banen wel vervullen? Voor hen kan een basisbaan aantrekkelijk zijn: aangezien een basisbaan wordt ingericht voor een moeilijk plaatsbare werkloze zullen de eisen die aan zo’n baan gesteld kunnen worden minder zijn dan voor een reguliere baan, terwijl het toch om maatschappelijk nuttig werk gaat.
Als mensen die productief zijn op het niveau van het minimumloon een basisbaan mogen vervullen, kan er wel eens veel belangstelling zijn voor de basisbanen. Die belangstelling kan dus komen van mensen waar de basisbanen niet voor bedoeld zijn.
De basisbanen mogen van de WRR ook binnen de private sector vervuld worden. Dan beginnen deze banen erg te lijken op de sociale werkvoorziening, die we dan net zo goed weer kunnen optuigen. Om van het stigma van een mislukte organisatie af te komen stel ik voor een andere naam te bedenken, bijvoorbeeld het BasisUitzendBureau (BUB). De BUBs zijn onafhankelijk, maar worden gefinancierd door de rijksoverheid. Overal in het land gaan we BUBs oprichten waar de overheid (Rijk en lagere overheden) mensen kan inhuren. Uiteraard niet voor een minimumloon, maar voor een bedrag dat overeenkomt met de 'loonwaarde' van de betrokken mensen. Ook marktbedrijven mogen een beroep doen op medewerkers bij de BUB. Deze BUB’ers kunnen voor langere of voor kortere tijd uitgezonden worden naar zo'n marktbedrijf, bijvoorbeeld om daar inpakker te worden.
Deelname aan de BUB is alleen toegankelijk voor mensen die langer dan twee jaar in de bijstand hebben gezeten. Als zij hun bijstandsuitkering wensen te behouden, zijn zij verplicht BUB’er te worden, maar het moet wel mogelijk zijn werktijd te besteden aan vrijwilligerswerk of, bijvoorbeeld, aan het opvoeden van kleine kinderen. Daarvoor moet dan wel toestemming zijn van de directeur van de BUB.
Kortom, we moeten accepteren dat een deel van de Nederlanders langdurig niet geschikt zijn voor de arbeidsmarkt en tegelijkertijd inzien dat het wel mogelijk is deze mensen naar vermogen productief in te zetten, via een uitzendbureauconstructie. Daarvoor zijn subsidies nodig, maar die subsidies zijn per saldo lager dan het geld dat de overheid nu kwijt is aan bijstand, beschut werk en dagbesteding. Hopelijk ziet het parlement in dat het schrappen van de sociale-werkvoorziening een kapitale fout was en is ze bereid op haar schreden terug te keren.
(1)https://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2018/Van_sociale_werkvoorziening_naar_Participatiewet
(2)https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/de-huidige-participatiewet-is-een-werk-wet-die-niet-werkt~b336546c3/
(3)https://www.wrr.nl/publicaties/rapporten/2020/01/15/het-betere-werk
(4)https://www.mejudice.nl/artikelen/detail/overheid-moet-geen-uitkering-maar-werk-aanbieden
(5)https://overeconomie.nl/