We benaderen het onderwerp datagedreven werken nog steeds als een discipline die nieuw is. Maar we werken al veertig jaar met elektronische data. Wat is er aan de hand? En waar komt die angst voor data vandaan?
Even terug naar het begin, want het automatiseren van data is al bijna een eeuw oud. In de tweede helft van de vorige eeuw werkten we met ponskaarten, dat veranderde met de ontwikkeling van de elektrochip. Grote logge computers deden hun intrede. Dat waren nog niet echt handzame apparaten. Dat versnelde met de komst van de personal computer. Van platte optellingen konden we nu ineens kruistabellen maken met ingewikkelde selecties en filters. De technologie werd laagdrempelig en bereikbaar voor een brede groep in de samenleving. Het verzamelen van data gebeurt sindsdien constant en is overal aanwezig. Zeker bij de overheid werd deze stap naar de toekomst al snel omarmd. Bij de bevolkingsregisters van gemeentehuizen waren begin jaren tachtig computers al een vast onderdeel voor het baliepersoneel. Eerst een stand-alone, waarbij de data alleen dáár leesbaar waren door diegene die toegang heeft.
Al snel stonden deze computers met elkaar in contact. Met als groot voordeel: een computer in het netwerk geeft data die gedeeld kan worden, en gekoppeld kan worden met data uit andere computerterminals. Door dit netwerk werden data overal en door iedereen oproepbaar. De technische ontwikkeling ging snel, sneller dan de mens zelf. Niet de functionaris, maar het systeem werd leidend. Met de slagzin "Computer says no" bracht de Britse komedieserie Little Britain het op treffende en hilarische wijze onder woorden. De computer had, kortom, een eigen leven en is bepalend. De mens moest zich daar maar naar schikken en werd afhankelijk, zo leek het. Dat na zoveel decennia dataverzameling nog steeds veel weerstand oproept, is opvallend. Hoe komt dat? U leest hierover meer in het gratis online magazine over datagedreven werken in het sociaal domein.