Begin mei deelden minister Van Gennip (SZW) en minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) de resultaten van de monitor arbeidsparticipatie en het onderzoek naar de kenmerken van de doelgroep banenafspraak. Hun beleidsreacties waren overwegend positief, maar hoe denken andere experts daarover? Zorg&Sociaalweb vroeg het aan Kitty Jong, Martine Schuijer, Illya Soffer en Fred Zijlstra.
“De grote vraag die nu wordt gesteld is blijkbaar hoe deze groep aan het werk wordt geholpen”
Er is veel belangstelling voor de groep die de naam ‘onbenut arbeidspotentieel’ heeft gekregen. Een groep die veelal in de bijstand zit of daar niet eens voor in aanmerking komt. Zoals mensen met een arbeidsbeperking, mensen die te weinig verdienen om afgekeurd te worden, maar wel gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn, of mensen die al wat langer weg zijn uit het arbeidsproces. Mensen waarin werkgevers en overheden nauwelijks waren geïnteresseerd en die ook nu maar mondjesmaat aan het werk komen als er niet een loonkostensubsidie tegenover staat. Mensen die nu maximaal minimumloon kunnen verdienen, want anders vervalt de subsidie. Mensen die vaak ondersteuning nodig hebben, want de afschaffing van bijvoorbeeld de wet sociale werkbedrijven maakte hen niet opeens gezond.
Maar dan is er nu een fenomeen dat we al lang niet meer op deze schaal hebben gezien: het tekort aan werknemers, waardoor onze economie dreigt te stagneren. En nu is de groep opeens voluit in beeld. Bij de rijksoverheid, bij gemeenten, bij UWV en werkgevers. De grote vraag die nu wordt gesteld is blijkbaar hoe deze groep aan het werk wordt geholpen. Op zich helemaal niets mis mee. Maar wel onder de voorwaarden die de FNV altijd stelt en juist voor deze kwetsbare groep van groot belang is: goede arbeidsvoorwaarden, en dito -omstandigheden. En goede begeleiding. Werk met behoud van uitkering, onder het mom van ‘re-integratie’: weg ermee. We willen sociale ontwikkelbedrijven voor mensen met een beperking. Fatsoenlijke cao-lonen en banen met groeiperspectief. En dat zou niet afhankelijk moeten zijn van de conjunctuur. Immers: het hebben van werk is een grondrecht. Dat vergeten beleidsbepalers maar al te gemakkelijk.
“Goede begeleiding en aandacht vormen de sleutel tot succesvolle bemiddeling”
Het is positief en hoopgevend nieuws dat na de periode van daling in de corona-tijd de arbeidsparticipatie nu grotendeels is hersteld of verbeterd. Corona heeft invloed gehad op de totale arbeidsmarkt en arbeidsparticipatie. Het is belangrijk om vast te stellen dat de gevolgen voor de groep mensen met een arbeidsbeperking niet groter zijn dan die voor mensen zonder arbeidsbeperking. Onze ervaringen met werkgevers in Coronatijd was ook dat er geen onderscheid werd gemaakt en onafhankelijk onderzoek bewijst dat nu.
Maar, we zijn er nog niet op het gebied van de inclusieve arbeidsmarkt. Onze ambitie is dat meer werkgevers het pad van inclusie zullen betreden. De huidige, zeer krappe arbeidsmarkt zal daar zeker aan bijdragen. Uiteraard helpt vereenvoudiging van regelgeving daarbij; het onderscheid in doelgroepen en bijbehorende regelingen is een complex speelveld voor werkgevers én werkzoekenden / werknemers. Het wetsvoorstel vereenvoudiging Banenafspraak zou daarin kunnen helpen. We hopen dan ook echt dat de nieuwe weging van dit wetsvoorstel leidt tot invoering, omdat we – net als vele andere partijen- de hoop en verwachting hebben dat vereenvoudiging helpt bij het realiseren van de doelstellingen uit de Banenafspraak.
Uit het onderzoek over de kenmerken van de doelgroep Banenafspraak blijkt onder andere dat voor bemiddeling tijd en aandacht nodig is en dat er verschillen bestaan tussen de gemeenten in de wijze waarop deze bemiddeling vorm krijgt. Aan de andere kant lijken de verschillen in de kansen op een baan en baanbehoud voor de subdoelgroepen niet wezenlijk te verschillen. Kortom, ongeacht de subdoelgroep, goede begeleiding en aandacht vormen de sleutel tot succesvolle bemiddeling!
“Men wil meer maatwerk, zonder daarvoor extra budget toe te kennen”
Het is pijnlijk om te zien dat er nu 1,5% minder Wajongers met arbeidsvermogen aan het werk zijn, terwijl bij veel andere groepen het laatste half jaar de arbeidsparticipatie juist is toegenomen. Daarnaast blijft er een pijnlijk verschil tussen de arbeidsparticipatie van de totale Nederlandse bevolking (78.4%) en Wajongers met arbeidsvermogen (48.9%) en Participatiewetters in het doelgroepregister (47.4%). Het laat zien dat het beleid van de afgelopen decennia om de arbeidsparticipatie van mensen met een beperking te verbeteren weinig heeft opgeleverd. Zelfs de banenafspraak en de huidige krapte op de arbeidsmarkt hebben daar niet veel aan veranderd. Het is daarom tijd voor rigoureus ander beleid, met veel betere, passende ondersteuning.
Wat betreft de resultaten uit het verdiepend onderzoek naar de kenmerken van de doelgroep, vind ik de toon eigenlijk te positief. Er zijn meer mensen door de banenafspraak aan het werk, maar de afgesproken aantallen worden nog steeds niet gehaald. En als je naar de arbeidsparticipatie kijkt van de gehele groep mensen met een beperking, dan is er sprake van achteruitgang. Het is dus belangrijk dat, naast de beloofd uitwisselingsessies voor gemeenten om van elkaar te leren, er ook financiële middelen komen om maatwerk aan te bieden. Instrumenten zoals jobcoaching hebben namelijk een aantoonbaar positief effect. Ook is het belangrijk om de groep mensen met een beperking die niet zijn opgenomen in het doelgroepregister niet uit het oog te verliezen en te ondersteunen naar werk.
De beleidsreacties van minister Van Gennip (SZW) en minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) zijn wat mij betreft dan ook onvoldoende. Het Breed Offensief heeft al lang stil gestaan en is qua maatregelen ondermaats voor echte verandering die nodig is. Men wil meer maatwerk, zonder daarvoor extra budget toe te kennen. Dat is dus niet reëel. Ook aan het feit dat mensen met een beperking of chronische ziekte niet thuishoren in de Participatiewet wordt niks gedaan. De overheid moet de bestaanszekerheid voor mensen met een beperking verbeteren en daarnaast investeren in een inclusieve arbeidsmarkt.
“Arbeidsparticipatie vraagt om een slimmere manier van organiseren”
De arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering is tot 2019 een beetje gestegen, maar is als gevolg van de coronacrisis flink gedaald. Ook nu de arbeidsmarkt weer fors aantrekt en het tekort op de arbeidsmarkt oploopt, laten de cijfers zien dat het herstel van arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidsbeperking achterblijft. De uitgesproken verwachting dat de arbeidsparticipatie voor de diverse groepen met een beperking op termijn weer op het niveau van voor de coronacrisis zal komen, moet wel met enige scepsis tegemoet getreden worden. Het probleem is niet dat er geen vacatures zijn (die zijn er, gezien de krapte, in overvloed), maar het probleem is dat er geen geschikte vacatures zijn.
De toetredingseisen tot de arbeidsmarkt zijn de laatste decennia flink gestegen, en vormen de grootste barrière om een plek te vinden op de arbeidsmarkt. Bovendien is de werkdruk hoog en dat maakt het voor de groep met een arbeidsbeperking extra lastig om werk te vinden. Maar ook voor de huidige werkenden vormt de werkdruk een probleem. De kern van de aanpak zou zich dus op het werk en de organisatie van het werk moeten richten. Uit nadere beschouwingen blijkt dat professionals tussen de 20% – 40% van hun tijd taken verrichten die niet passen bij hun kwalificaties. Ze werken vaak onder hun niveau, omdat ze ook veel administratieve taken voor hun rekening moeten nemen. Dat is niet efficiënt. Een betere verdeling en organisatie van het werk is mogelijk, en kan ertoe leiden dat mensen werk hebben dat beter aansluit op hun werkvermogen. Dus door een slimmere manier van herontwerpen (herinrichten) van werk, kan een bijdrage geleverd worden aan het verminderen van de krapte op de arbeidsmarkt, een verbetering van de participatiekansen van mensen met een arbeidsbeperking, en een verlaging van de werkdruk van veel werknemers.
Er zijn effectieve instrumenten beschikbaar, zoals het UWV ‘Bedrijfsadvies Inclusieve Arbeidsorganisatie’, dat werkgevers helpt beter passend werk te creëren voor alle werknemers. Het is wellicht zinvoller om hier meer aandacht aan te geven, in plaats van een onderzoek naar kenmerken van de doelgroep banenafspraak.