Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

In gesprek met Ien van de Goor, bijzonder hoogleraar Publieke gezondheid en preventie

Sinds 1 augustus jongstleden is gezondheidswetenschapper Ien van de Goor bijzonder hoogleraar Publieke gezondheid en preventie aan Tilburg University. Deze leerstoel is door drie GGD-en gevestigd om het onderzoek in de (regionale) publieke gezondheid te stimuleren. Zorg&Sociaalweb ging met haar in gesprek over gezondheidsverschillen tussen hoog- en laagopgeleiden, preventie, en de maatschappelijke factoren die van invloed zijn op (on)gezondheid.

14 november 2022

Ien van de Goor

Waarom heeft u voor deze nieuwe functie gekozen?

In 2004 werd de Academische werkplaats Publieke Gezondheid Brabant opgericht. Hierin werken de drie GGD-en van Brabant samen met Tranzo (Tilburg University), het RIVM en recenter ook het PON&Telos. Gezamenlijk werken wij daar in co-creatie aan praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek dat de publieke gezondheidszorg kan versterken en effectiever kan maken. De bijzondere leerstoel ‘Publieke gezondheid en preventie’ is door de drie GGD-en gevestigd om het onderzoek in de (regionale) publieke gezondheid te stimuleren en ik ben zeer vereerd dat ik deze leerstoel mag bekleden.

Waar komt uw interesse voor de zorg vandaan?

Al van jongs af aan ben ik geïnteresseerd in alles wat met gezondheid te maken heeft. Eerst ging dat in de richting van humane biologie en geneeskunde, later heeft zich dat uitgekristalliseerd in de bredere kijk op gezondheid, de ongelijke verdeling daarvan en hoe je gezondheid kunt bevorderen. Wat maakt dat sommige mensen gezonder zijn en langer gezond kunnen leven dan anderen? Vooral de enorme kloof tussen hoger en lager opgeleiden voelt als erg onrechtvaardig en onnodig. Is dat vooral een kwestie van geluk of pech hebben? Of is het eigen schuld, dikke bult? Of spelen hier hele andere zaken een rol? En hoe kunnen we daar als maatschappij iets aan doen en zo gelijkere (gezondheids)kansen voor iedereen mogelijk maken? Daar wil ik met mijn onderzoek aan bijdragen.

Wat is voor u de grootste uitdaging in uw nieuwe functie?

Er is op dit moment veel aandacht voor preventie. Op veel plekken hoor je dat preventie de problemen in de zorg kan oplossen. Begrippen en overheidsnota’s als ‘Van ziekte en zorg naar gezondheid en gedrag’, de landelijke en lokale preventieakkoorden, het nieuwe Integrale Zorgakkoord (IZA): preventie wordt overal gezien als een wondermiddel. Maar het lijkt tot nu toe vooral wishful thinking. Al meer dan twee decennia worden preventieprogramma’s ingericht met als doel: het verkleinen van de gezondheidsverschillen tussen hoog- en laagopgeleiden. Zonder resultaat. De verschillen lijken zelfs eerder toe te nemen.

De grootste uitdaging: de maatschappelijke factoren die van invloed zijn op ongezondheid structureel aanpakken en weggaan van alleen persoonsgerichte leefstijlinterventies die op hoog-risico groepen zijn gericht. Dat laatste is wat op dit moment vooral gebeurt in ziekenhuizen die leefstijlcentra opzetten of inzetten op leefstijl-geneeskunde. Maar dit zet geen zoden aan de dijk, want het is dweilen met de kraan open als de oorzaken van die ongezondheid niet breder worden aangepakt. En deze benadering zal daarom de gezondheidskloof niet dichten en geen uitweg bieden voor de enorm oplopende zorgkosten.

Waar ziet u goede voorbeelden om te volgen binnen de zorg?

Goede voorbeelden op het gebied van preventie zie ik in de zorg helaas nog niet zoveel. Maar er zijn uitzonderingen. Vooral waar in de zorg wordt samengewerkt tussen de verschillende domeinen. Een mooi voorbeeld is de proeftuin Ketenaanpak Preventie Overgewicht Kinderen in 's-Hertogenbosch. Om de ‘keten’ tussen het publieke (zorg)domein en het ziekenhuis sluitend te maken in de aanpak van overgewicht bij kinderen wordt in die proeftuin intensief samengewerkt tussen jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen van de GGD Hart voor Brabant, de gemeente en het Jeroen Bosch ziekenhuis. Kinderarts Edgar van Mil zet zich hier al jarenlang voor in. Hij is daarin echt een pionier die als medisch specialist staat voor een bredere kijk op ‘het overgewicht probleem’ in onze samenleving.

De meeste kinderen met overgewicht zijn gezond; zij horen niet bij de kinderarts, die kan ze ook niet echt helpen. Het zijn de bredere, maatschappelijke omstandigheden die maken dat zij te dik worden. Complexe problematiek in het gezin waarin ze opgroeien (kwetsbare gezinnen die te maken hebben met armoede, schulden, psychische problemen, werkloosheid). Maar ook de leefomgeving waarin kinderen opgroeien, met een overdaad aan fastfood, calorierijk eten, frisdrank met veel suiker en steeds minder stimulans om te bewegen, de toenemend obesogene omgeving. Kinderen met overgewicht zijn de dupe, zij houden de rest van hun leven een hoger risico op chronische aandoeningen zoals diabetes, hartvaatziekten en kanker.

Als u niet in dit domein werkzaam was, wat was u dan gaan doen? Voor welk beroep zou u dan hebben gekozen?

Dan was ik denk ik biomedisch onderzoeker of arts geworden. Zeer waarschijnlijk wel iets op het gebied van wetenschappelijk onderzoek dat een directe toepassing heeft op gezondheid.

Wie of wat inspireert u en waarom?

Marc Lalonde. In de jaren zeventig was hij minister van volksgezondheid in Canada. Vooral het eenvoudige model over invloeden op gezondheid, dat hij destijds heeft ontwikkeld, vond ik tijdens mijn studie heel inspirerend. In het bijzonder omdat dit model een enorme impact heeft gehad op hoe wij nu naar gezondheid kijken. Tot het Lalonde-model werd er vooral vanuit de medisch-biologische blik naar gezondheid gekeken. Lalonde was vernieuwend in dat hij de leefomgeving en het gedrag van mensen als minstens zo belangrijke invloedssferen benadrukte. Zo voor de hand liggend, maar niet eerder zo helder en eenvoudig weergegeven.

Daarna kwam er in de jaren negentig, in opdracht van de WHO, een nadere uitwerking van dat model: het Model van Dahlgren & Whitehead (1991), ook wel regenboogmodel genoemd. Daarin worden de maatschappelijke factoren die ons gedrag en onze gezondheid beïnvloeden in meer detail uitgewerkt. Heel inzichtelijk over wat publieke gezondheid en het bevorderen van de gezondheid behelst. In onze sector is dit nog steeds heel nuttig.

Welk boek raadt u iedereen aan en waarom?

Niet zozeer één boek, maar de vele wetenschappelijke artikelen van Martin McKee, hoogleraar European public health aan de London School of Hygiene and Tropical Medicine. Hierin zet hij uiteen wat de relatie is tussen health, wealth and wellbeing, en laat hij helder zien dat er ‘collective action’ nodig is om public health te bevorderen. Zijn artikelen kan ik ten zeerste aanbevelen. Overigens is hij ook een hele inspirerende spreker. Zijn colleges en congres-keynotes zijn zeer de moeite waard.

Welke eigenschap bewondert u in anderen?

Authenticiteit, eerlijkheid, transparantie en ‘practice what you preach’ zijn eigenschappen die ik erg kan waarderen en bewonderen in mensen. En verder: het zich willen inzetten voor een betere samenleving en daar een duidelijke visie op hebben, die mensen actief uitdragen én in de praktijk brengen, dat vind ik heel sterk. In politiek en bestuur wordt naar mijn idee veel te veel beloond op egocentrisch gedrag (voor persoon of bedrijf) en kortetermijnsuccessen, zonder heldere visie op lange termijndoelen en hoe de maatschappij als geheel beter ingericht kan worden.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.