Sinds 1 oktober is Karen van Oudenhoven-van der Zee de nieuwe directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Zij volgde Kim Putters op en is daarmee de eerste vrouw die leiding geeft aan het SCP. Zorg&Sociaalweb ging met haar in gesprek over de grote uitdagingen in de zorg, de rol van het SCP en het belang van politieke leiders met een toekomstvisie.
Karen van Oudenhoven-van der Zee
Waarom heeft u voor deze nieuwe functie gekozen?
Mijn grootste passie is om wetenschappelijk onderzoek in te zetten voor beter beleid en een betere samenleving. Dat heb ik mijn hele carrière met veel plezier gedaan als wetenschapper en uiteindelijk ook in bestuurlijke sleutelrollen aan de Vrije Universiteit Amsterdam (VU), Universiteit Twente en de Rijksuniversiteit Groningen. Mijn droom was om met de kennis en ervaring die ik heb opgedaan aan deze universiteiten een functie te vervullen die dichter bij het beleid ligt, om op die manier vanuit wetenschappelijke kennis en inzichten te kunnen bijdragen aan beleid. Met deze baan bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is die droom uitgekomen.
Met onze kennis kunnen we de politiek en overheid een spiegel voorhouden. Op die manier kunnen we duidelijk maken wat de impact is van beleid op het dagelijks leven van mensen en de samenleving. Ook inhoudelijk past mijn achtergrond perfect bij de focus van het SCP. Aan het begin van mijn loopbaan heb ik met steun van het KWF een proefschrift geschreven over kwaliteit van leven en verwerking van kanker. Na mijn proefschrift heb ik onderzoek gedaan naar integratievraagstukken en diversiteit in een arbeidscontext. Ik heb dus zowel affiniteit met zorgvraagstukken als met processen van in- en uitsluiting, twee kernthema’s van het SCP.
Waar komt uw interesse voor de zorg vandaan?
Vanaf het moment dat ik ging studeren fascineerde het me hoe mensen verschillen in hun verwerking van ernstige gezondheidsproblemen en hoe je de zorg en de bejegening van patiënten en hun naasten kunt afstemmen op die verschillen. Want mensen verschillen niet alleen qua persoonlijkheid, maar ook in achtergrond (waar je vandaan komt) en leefomstandigheden. De overheid wil sterker inzetten op de eigen kracht en het eigen vangnet van burgers. Dat is nodig in een tijd waarin zorg onder druk staat. Een belangrijke vraag is wel in hoeverre mensen zelfredzaam kunnen zijn. Daarvoor moeten we weten wie mensen zijn, hoe hun leven eruit ziet en wat zij van daaruit zelf kunnen en aan hulp en ondersteuning nodig hebben. Daar kijken we bij het SCP naar en informeren we de overheid en politiek over.
Wat zijn volgens u de grootste uitdagingen in de sector?
Je wilt zorg van hoge kwaliteit die toegankelijk is voor iedereen. Door de vergrijzing neemt de zorgvraag toe, maar ook de krapte op de arbeidsmarkt. Het is een groot vraagstuk hoe we richting de toekomst kunnen zorgen dat mensen die zorg nodig hebben die zorg ook krijgen. Daarbij zal de vraag naar informele zorg sterk toenemen, naar verwachting met 70 procent. Het SCP waarschuwt het kabinet om zich niet rijk te rekenen. Er kan niet oneindig worden gebouwd op mantelzorg. Enerzijds omdat de informele zorg steeds meer op de schouders van werkenden terecht zal komen; anderzijds omdat de overheid graag wil dat mensen meer uren gaan werken. Het is dan ook belangrijk met dat beleid beter in te spelen op specifieke kenmerken van het leven van mensen. Iemand die fulltime werkt en mantelzorger is, heeft hele andere behoeften dan een gepensioneerde die voor een naaste zorgt maar zelf ook worstelt met een wankele gezondheid. Het helpt dan als de overheid precies dat doet waardoor mensen veel zelf kunnen.
De tekorten op de arbeidsmarkt zijn nu al groot en er is niet de verwachting dat zich dat de komende jaren oplost. Door de krapte op de arbeidsmarkt is er stevige concurrentie tussen sectoren; sectoren die allemaal een belangrijke maatschappelijke rol hebben. Denk aan de zorg, het onderwijs en de bouw. Dat is echt een groot probleem. Als we extra mensen willen aantrekken voor de zorg, dan moet werken in deze sector aantrekkelijker worden gemaakt. De vraag is hoe je dat bereikt. Een goed voorbeeld is te vinden in het Radboudumc. Hier hebben verpleegkundigen veel autonomie en eigen regie over hun werk en wordt technologie ingezet om de werkdruk te verminderen. Flexibiliteit als werkgever helpt ook, waardoor mensen hun werk met zorgtaken voor kinderen of ouders kunnen combineren.
Welke ontwikkelingen moeten we volgens u zeker in de gaten houden?
Om de zorg betaalbaar en werkbaar te houden, zal het kabinet keuzes moeten maken, keuzes die weloverwogen worden gemaakt en niet bijdragen aan grotere ongelijkheid. Niet alles kan. Gezondheidsproblemen concentreren zich in groepen die het ook op andere punten moeilijker hebben. Zij hebben minder werkzekerheid, bevinden zich in een kwetsbare economische situatie, en hebben geen netwerk waar ze gemakkelijk op kunnen terugvallen. Je wilt niet dat keuzes ertoe leiden dat zorg alleen voor de rijken wordt.
Een ontwikkeling die al een tijdje aan de gang is, is de groeiende diversiteit onder de bevolking. In andere culturen wordt ziekte anders beleefd, is hulp vragen aan een arts of andere zorgprofessional niet per se een vanzelfsprekendheid en hebben mensen andere opvattingen over behandelingen. Een inclusieve werkvloer helpt om te zorgen dat zorgorganisaties inclusieve zorg kunnen verlenen. In een divers team kun je gemakkelijker bedenken wat werkt voor patiënten met verschillende achtergronden.
Waar ziet u goede voorbeelden om te volgen binnen de zorg?
Ik vind dat Buurtzorg Nederland een heel mooi zorgconcept heeft. Buurtzorg plaatst menselijkheid boven bureaucratie, met als gevolg: patiënten en hun naasten worden benaderd vanuit wat nodig is en niet vanuit een vast stramien. Het betekent ook dat de medewerkers meer voldoening kunnen halen uit hun werk. Zij krijgen de ruimte om als professional samen met de patiënt en de omgeving uit te zoeken welke zorg het beste past. Dat maakt het werk bevredigend. Ook worden zij zo weinig mogelijk lastig gevallen met administratieve lasten.
Als u niet in dit domein werkzaam was, wat was u dan gaan doen? Welk beroep zou u dan hebben gekozen?
Als ik deze baan niet had gekregen, zou ik op het snijvlak van wetenschappelijk onderzoek, beleid en samenleving werkzaam zijn gebleven. Hoogstwaarschijnlijk werkte ik dan nog steeds aan de universiteit, en had ik me van daaruit nog zwaarder ingezet voor ‘de verbinding met buiten’. Dan was zorg ongetwijfeld één van de onderwerpen.
Wie of wat inspireert u en waarom?
Ik raak geïnspireerd door mensen die vanuit hun passie en creativiteit iets tastbaars bijdragen aan de samenleving. Zo heeft een aantal Amsterdammers een wijkcentrum in Oost neergezet: ‘de Meevaart’. Buurtbewoners kunnen daar zelf activiteiten organiseren, die dan gefaciliteerd worden vanuit het centrum. De gedachte is dat de overheid er is ter ondersteuning van (initiatieven van) de burger en niet andersom. Natuurlijk zorgt dat voor uitdagingen, want soms doen mensen dingen die je liever niet wilt of die zelfs risico’s opleveren. Maar toch, als je daar binnenstapt, dan zie je dat het werkt. Buren uit allerlei culturen ontmoeten elkaar en hebben plezier, mensen worden aangemoedigd hun talenten in te zetten of zelfs weer naar school te gaan, en er is een plek waar buurtbewoners steun zoeken als dingen misgaan in hun leven. Ik vind dat geweldig. En het vraagt doorzettingsvermogen, want dit soort initiatieven past niet gemakkelijk in gemeentelijke procedures en bestaande regelgeving.
Welk boek raadt u iedereen aan en waarom?
Goede leiders in onzekere tijden: Lessen voor organisaties en de politiek van psychologe Janka Stoker en econoom Harry Garretsen. De vraagstukken waar de samenleving voor staat zijn complex. Crises als de coronapandemie en de oorlog in Oekraïne maken mensen onzeker. De toeslagenaffaire en de aardbevingen door de gasboringen in Groningen zorgen ervoor dat het vertrouwen van burgers in de politiek afbrokkelt. Mensen hebben het gevoel dat hun leiders niet in staat zijn om de huidige problemen op te lossen. Een reflex in situaties van complexiteit en crisis is te versimpelen en met algemene wet- en regelgeving te komen. Dat wil je juist niet, laten Stoker en Garretsen zien in hun boek.
Om tot goede oplossingen te komen en in verbinding te blijven, is het belangrijk goed te luisteren naar mensen om te snappen wat hun behoeftes en perspectieven zijn. Die inzichten geven we vanuit het SCP en ook andere organisaties bieden daar kennis voor. Vervolgens moet je als kabinet scherp kiezen en goed uitleggen waarom je voor een bepaalde koers kiest. Waar willen we met Nederland en met de zorg naar toe? Waarom maak je als politiek leider of als leider van een organisatie bepaalde keuzes? Goede oplossingen houden bovendien rekening met verschillen tussen burgers. Dat is best ingewikkeld. Zoals de titel al suggereert beschrijft Goede leiders in onzekere tijden in heldere taal en onderbouwd door onderzoek wat goed leiderschap in onzekere tijden inhoudt en waarom het zo belangrijk is.
Welke eigenschap bewondert u in anderen?
Visie. Ik bewonder mensen die vanuit een scherpe visie over waar het heen moet aan de gang gaan met een vraagstuk of een rol. Een visie die gedreven is door de wil om de wereld en onze samenleving beter te maken en iets te betekenen voor mensen. Een goed voorbeeld vind ik Bertine Lahuis, bestuursvoorzitter van het Radboudumc. Onder haar leiding is het bovengenoemde nieuwe concept voor het ziekenhuis van de toekomst neergezet. Duurzaam en met technologie om het werk prettiger en efficiënter te maken, en met meer invloed voor verpleegkundigen. Ik mis zo’n toekomstvisie op dit moment bij onze politieke leiders, terwijl dat juist belangrijk is. Het helpt in tijden van onzekerheid om te koersen. Dat zorgt ervoor dat mensen optimistisch blijven en bereid zijn een tandje bij te zetten.