Vorige maand verscheen een mooie studie over de ervaringen met het doorverwijzen naar specialistische jeugdhulpverleners in de regio Amsterdam.(1) Aanleiding: ze werken sinds 2018 met ‘resultaatgerichte inkoop’, hetgeen inhoudt dat bij complexe hulpvragen eerst de ouders en de jeugdige samen met het Ouder en Kind Team (OKT) de hulpvraag in een Perspectiefplan omschrijft, waarna een Jeugdloket op basis daarvan bepaalt welke hulp hoe lang ingezet kan worden. Ouders, jeugdige en OKT kunnen dan op basis van deze zg. SPIC (Segment Profiel Intensiteit-Combinatie) een aanbieder zoeken die de hulp kan bieden.
Charles de Monchy & Bert Bröcking*
De bedoeling van deze werkwijze is op papier: meer regie van de jeugdige, meer integraal werken, betere samenwerking in de keten en meer resultaatsturing. In de praktijk lijkt het vooral te gaan om de kosten te beheersen: in 2018 had de gemeente een overschrijding van 40 miljoen op een begroting van 140 miljoen, en dit was een manier om de verwijzing naar (dure) meervoudige specialistische hulp te beperken. Dat was de reden om het bepalen van de ‘hulpzwaarte’ bij de ouders en OKT weg te halen en onder te brengen bij een daartoe opgericht Jeugdloket.
De studie beperkt zich tot de vraag in hoeverre de werkwijze helpt om de doelen te behalen, en het korte antwoord luidt: het helpt niet of werkt zelfs averechts. De bevindingen zijn samengevat:
De eigen regie: de formulering van de resultaten in het perspectiefplan is regelmatig strijdig met de termen die Het Loket hanteert, dus die neemt niet toe.
Vertrouwen: specialistische aanbieders ervaren weinig vertrouwen van Het Loket dat zij doen wat nodig is, en ook onderling moeten aannemers elkaar controleren.
Samenwerking: contracten op basis van SPICS leiden ertoe dat de verschillende aanbieders vooral bezig zijn met hun eigen aandeel, en minder met het geheel. De hoofd- en onder-aannemersconstructie zorgt voor hoge administratieve lasten.
Resultaatgericht werken: het kostenbewustzijn neemt toe, maar verwijzers bekijken niet of de met zoveel moeite geformuleerde resultaten ook zijn behaald, en leerpunten voor de verwijzing worden er niet geformuleerd.
De wachttijd neemt toe: een perspectiefplan maken duurt ca. 2 maanden, en dan moet het gesteggel over de hulpzwaarte nog beginnen.(2)
Als de specialistische hulp uiteindelijk begint, is het perspectiefplan vaak verouderd, en sowieso moet de hulpvraag dan opnieuw worden geformuleerd.
Ondanks dit alles concludeert de studie engszins verrassend dat de werkwijze niet over boord hoeft maar verbeterd kan worden, en beveelt o.m. aan een gemeenschappelijke visie op eigen regie te ontwikkelen en instrumenten voor effectevaluatie in te voeren. Op zich zijn dat zinnige aanbevelingen, maar waarom een werkwijze die 2-3 maanden wachttijd oplevert handhaven, terwijl het veel simpeler én goedkoper kan. Om te zien hoe dat werkt kunnen we kijken naar een gemeente waar ze dit heel anders aanpakken.
In Utrecht bespreken jeugdigen en ouders complexe hulpvragen samen met jeugdteam en specialistische hulpverleners. Het gesprek gaat niet zozeer over wát er zou moeten gebeuren, maar wíe het beste zou kunnen helpen. Als ze daar uit zijn, gaat men meteen aan de slag(3), en dat is gemiddeld binnen twee weken. Dit is mogelijk vanwege een lumpsum financiering, waardoor er niet per casus wordt afgerekend. Uiteraard wordt er wel een gezinsplan bijgehouden, maar dat is niet de basis voor de toegang tot specialistische hulp. Dat is de snelste route naar hulp, en dus de beste voor de jeugdige en de ouders.
Het werkt beter en is (dus) goedkoper. De gemeente Utrecht heeft nauwelijks overschrijding van het budget, en het blijkt dat in de wijken waar de samenwerking aan de voorkant tussen de jeugdteams en specialistische hulpverlening het best is geregeld, er minder wordt doorverwezen naar specialistische hulp.(4) Daarnaast laat een vergelijking van de stelsels van Utrecht en Rotterdam – dat een vergelijkbaar model hanteert als Amsterdam – zien dat het Utrechtse model 20-30% minder transactiekosten heeft, en dus veel effectiever is.(5)
Hoe zou het komen dat hulp die is gebaseerd op behandelplannen en controle vooraf duurder is dan die is gebaseerd op een gezamenlijke analyse? Tel de volgende factoren eens bij elkaar op:
Lokale jeugdteams die inhoudelijke steun krijgen van specialistische hulpverleners kunnen meer zelf doen en sturen relatief minder door, is de ervaring in Utrecht;
Specialistische hulp die binnen twee weken start is effectiever dan hulp die start na 2-3 maanden wachten op de indicatie en contracten;
De perspectiefplannen en SPICS voor de ca. 10.000 verwijzingen naar specialistische jeugdzorg in Amsterdam (in 2019) kosten o.i. zeker 15 uur professionele inzet, totaal 150.000 uren oftewel € 10 miljoen.
We hebben nog geen harde cijfers, maar dat het om substantiële bedragen gaat staat buiten kijf. Natuurlijk zijn er meer factoren die de verschillen in uitkomst van de jeugdhulp beïnvloeden, zoals het werkplezier van de professionals, faciliteren van de samenwerking en de mate waarin er systematisch geleerd wordt van ervaringen.(6)
Onze conclusie is dat proberen de toegang tot de jeugdzorg aan de voorkant te regelen met een Perspectiefplan en SPICS averechts werkt: lange wachttijden, minder adequate hulp en hogere kosten zijn het gevolg.
Het goede nieuws is echter dat steeds meer ervaringen zoals in Utrecht aangeven hoe het beter kan. Bovendien heeft de gemeente Amsterdam een stelselwijziging die in deze richting gaat voor 2022 aangekondigd.(7) Laten we hopen dat de leerpunten die er inmiddels zijn worden meegenomen en dat nog vele gemeenten dit voorbeeld gaan volgen.
Meer weten? Lees verder over dit thema in de dossier Ketensamenwerking Jeugd, Jeugdhulp en
Inkoop
* Charles de Monchy is Plan facilitator en onderzoeker. Bert Bröcking publiceerde onder meer een proefschrift over de positie van de client in de jeugdhulp.
(1) Maaike van Rooijen en Geeske Strating: Ervaringen met het doorverwijzen naar specialistische jeugdhulp in de gemeente Amsterdam, onderzoek binnen het netwerk effectieve jeugdstelsel
(2) Idem pag. 13
(3) Kees Helderman et. al: Leren van casuïstiek, een analyse van institutionele innovaties en ontwikkelmogelijkheden van het Utrechtse Jeugdstelsel, Institute for Management Research, Radboud Universiteit, Nijmegen, januari 2020
(4) Idem, pag. 8
(5) Charles de Monchy en Ernst-Jan Wind: Doen wat werkt, vier lessen om de jeugdzorg te verbeteren, sociaalweb.nl, 15 april 2020
(6) Idem.
(7) https://www.zorgomregioamsterdam.nl/2020/03/college-amsterdam-vereenvoudigt-het-jeugdstelsel/