In de eerste helft van 2023 maakten ruim 485 duizend mensen gebruik van Hulp bij het huishouden, betaald vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Dat is 27 procent meer dan in de eerste helft van 2019. In totaal kregen ruim 1,1 miljoen mensen hulp of ondersteuning thuis via de Wmo, 10 procent meer dan in 2019. Dit meldt het CBS op basis van voorlopige cijfers.
In de Wmo 2015 is vastgelegd dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het bieden van hulp en ondersteuning aan inwoners die dat nodig hebben. Er zijn verschillende maatwerkvoorzieningen, zoals Hulp bij het huishouden (bijvoorbeeld bij het schoonmaken van het huis), Ondersteuning thuis (zoals begeleiding in het dagelijks leven) of het aanbieden van hulpmiddelen als een rolstoel of traplift.
Tot en met 2018 hanteerden de meeste gemeenten een inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor het gebruik van een Wmo-maatwerkvoorziening. In 2019 is een abonnementstarief ingevoerd dat voor elke inkomensgroep gelijk is (19 euro per maand).
In de eerste helft van 2023 waren er bijna 10 procent meer unieke Wmo-cliënten die gebruik maakten van een maatwerkvoorziening dan in de eerste helft van 2019. Het aantal cliënten dat van de voorziening Hulp bij het huishouden gebruik maakt, was in 2023 27 procent hoger dan in 2019.
De leeftijd van de cliënten die gebruikmaken van Wmo-maatwerkvoorzieningen verschilt per type voorziening die wordt afgenomen. De cliënten die Hulp bij het huishouden of Hulpmiddelen en diensten gebruiken, zijn meestal ouderen. Ondersteuning thuis werd juist relatief minder door ouderen afgenomen. Het aantal mensen in Nederland van 60 jaar en ouder was in 2023 ruim 8 procent hoger dan in 2019.