De meeste vragen en meldingen die het College voor de Rechten van de Mens in 2018 ontving, betroffen discriminatie vanwege geslacht, waarvan het merendeel handelde over zwangerschap. Op de voet gevolgd door discriminatie vanwege een handicap of chronische ziekte. Dat blijkt uit de Monitor Discriminatiezaken die vandaag is gepubliceerd. Wat ook opvalt in de Monitor is dat het College vorig jaar aanzienlijk meer meldingen en verzoeken om een oordeel kreeg van woonwagenbewoners.
Sinds de oprichting van het College voor de Rechten van de Mens in 2012 (voorheen Commissie Gelijke Behandeling) neemt het aantal meldingen en verzoeken van mensen om het College te laten oordelen over een klacht toe. In totaal kreeg het College in 2018 4.583 vragen en meldingen over vermoedelijke discriminatie en mensenrechten. Het College handelde 517 verzoeken om een oordeel af en oordeelde 149 keer, waarbij het in 42% van de zaken verboden onderscheid vaststelde. De meldingen en verzoeken vormen de top van de ijsberg. Veel mensen realiseren zich het niet altijd wanneer zij te maken hebben met ongelijke behandeling bij bijvoorbeeld sollicitaties, het werk of school. Of zij weten niet dat zij hiervan bij het College een zaak kunnen maken.
Discriminatie vanwege geslacht: vooral zwangerschapsdiscriminatie
Van de vragen en meldingen die het College ontving, gingen er ruim 2,5 duizend over één van de discriminatiegronden van de gelijkebehandelingswetgeving. Het College toetst klachten aan deze wetten. De meeste vragen of meldingen gingen over discriminatie vanwege geslacht (28%). Meer dan de helft daarvan handelde over discriminatie vanwege zwangerschap (61%). Voorbeelden van zwangerschapsdiscriminatie zijn: je contract wordt niet verlengd na melding van je zwangerschap terwijl je baan wel beschikbaar is, je krijgt geen salarisverhoging vanwege je zwangerschap of je kunt na je verlof niet terugkeren in je eigen baan. Een voorbeeld van een melding: “Tijdens mijn sollicitatiegesprek heb ik eerlijk gezegd dat ik zwanger ben. Ze wilden me graag aannemen, maar alleen tot het begin van mijn zwangerschapsverlof. Daarna kon ik weer terugkomen.”
Discriminatie vanwege handicap of chronische ziekte
Bijna net zoveel vragen en meldingen over gelijke behandeling ging over discriminatie vanwege een handicap of chronische ziekte (28%). Het merendeel van de verzoeken om een oordeel betrof eveneens discriminatie vanwege handicap of een chronische ziekte (25%). Daarvan ging 43% over het leveren van goederen en diensten, zoals de toegankelijkheid van winkels, van horeca (bijvoorbeeld het mogen meenemen van een assistentiehond) en van het openbaar vervoer: “Ik zit in een elektrische rolstoel en wilde met de bus. De chauffeur parkeerde de bus zo, dat de rolplaat er niet uit kon. Toen ik hem vroeg of hij de bus anders kon parkeren, reageerde hij met “ja, daag”, sloot de deuren van de bus en reed weg.”
Woonwagenbewoners
De Monitor Discriminatiezaken laat verder zien dat het aantal vragen en meldingen over de woonwagenproblematiek in 2018 flink is gestegen: van 30 tussen 2015 en 2017 naar 90 in 2018. Aangezien de groep woonwagenbewoners in Nederland niet heel groot is, is deze stijging extra opvallend. Daarnaast zijn er meer verzoeken om een oordeel binnengekomen over woonwagenstandplaatsen, vaak over het gebrek daaraan. Het College oordeelde in acht gevallen dat er sprake was van discriminatie. Verschillende gemeenten hebben na het oordeel aangegeven hun beleid aan te passen en de behoefte van woningzoekenden aan standplaatsen beter in kaart te brengen. Het wonen in een woonwagen in familieverband geldt als een woonvorm die beschermd wordt door het recht op prive- en familieleven en het discriminatieverbod.
Effect oordelen: organisaties nemen maatregelen om discriminatie te voorkomen
Het College gaat bij elk oordeel na wat de effecten zijn van de uitspraak. Elk jaar neemt circa driekwart van de organisaties vrijwillig maatregelen om discriminatie in de toekomst te voorkomen. Zo kan een bedrijf kan bijvoorbeeld zijn procedures aanpassen of aan werknemers meer voorlichting geven over hoe om te gaan met de, vaak onbewuste, vooroordelen tijdens selectieprocedures. Zo oordeelde het College in 2018 dat er sprake was van verboden onderscheid, doordat een bankierenapp na een aanpassing niet meer bruikbaar was voor mensen met een visuele beperking. De bank heeft de app vervolgens aangepast.
Wat kun je zelf doen
Gelijke behandeling is een belangrijk onderdeel van het verwezenlijken van ieders mensenrechten. Als je denkt dat je te maken hebt met discriminatie, kun je contact opnemen met het College voor de Rechten van de Mens. Je kunt het College vragen je klacht te onderzoeken en een oordeel te geven. Het verzoek moet gaan over werk of het aanbieden van goederen en diensten, zoals onderwijs, wonen, uitgaan, zorg, financiële dienstverlening, vervoer of sociale bescherming. Daarnaast moet het verzoek betrekking hebben op één van de ‘non-discriminatiegronden’ uit de gelijke behandelingswetgeving. Dat zijn gronden waarop niet gediscrimineerd mag worden zoals: ras, geslacht, nationaliteit, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, politieke overtuiging, godsdienst en levensovertuiging, leeftijd, handicap of chronische ziekte.
Bedrijven en organisaties: beleid toetsen
Bedrijven en organisaties kunnen nieuw beleid dat ze willen invoeren toetsen bij het College. Het College oordeelt dan of het beleid al dan niet in strijd is met de gelijkebehandelingswetgeving. Het College ziet dat werkgevers soms onbewust verboden onderscheid maken. Om dat te voorkomen, geeft het College voorlichting, zoals de training ‘Selecteren zonder vooroordelen’. Deze monitor De Monitor Discriminatiezaken geeft in aanvulling op het jaarverslag meer informatie over de wettelijke taken die het College voor de Rechten van de Mens uitvoert. Dit is de derde monitor die het College publiceert.