Gemeenten willen misbruik van uitkeringen zoveel mogelijk reduceren. Om dat te bereiken doen ze onderzoek naar de rechtmatigheid van verstrekte uitkeringen, vaak aan de hand van risicoprofielen. Een groot aantal gemeenten doet in dat kader ook met enige regelmaat onderzoek naar vermogen in het buitenland. Dit type onderzoek raakt onevenredig vaak mensen met een niet-Nederlandse achtergrond, waardoor het gevaar van verboden onderscheid (discriminatie) op de loer ligt. Pionierswerk op dit terrein van een aantal gemeenten leverde ons op 14 april jl. een drietal hele heldere uitspraken van de Centrale Raad over wat mag en wat niet.
Welke risicoprofielen zijn toegepast?
Er is volgens de Centrale Raad geen sprake van ongeoorloofd onderscheid als bedoeld in artikel 1 van Protocol 12 bij het EVRM en artikel 8 EVRM als onderzoek wordt gedaan naar mensen (1) met een niet-Nederlandse nationaliteit, (2) vanaf een bepaalde leeftijd, (3) die met enige regelmaat of voor langere perioden op vakantie gaan in het land van herkomst (ECLI:NL:CRVB:2015:1231 en ECLI:NL:CRVB:2015:1229).
Er is wel sprake van verboden onderscheid als onderzoek wordt gedaan naar mensen die (1) een dubbele nationaliteit hebben, (2) ouder zijn dan 40 jaar en (3) afkomstig zijn uit een bepaalde streek in Marokko, (4) die verschillende jaren achter elkaar op vakantie zijn geweest in Marokko (ECLI:NL:CRVB:2015:1230).
Eerste vraag: zijn risicoprofielen toegestaan?
Voorop staat dat de gemeente algemene onderzoeksbevoegdheid heeft en dat er geen voorafgaand signaal, grond of vermoeden vereist is. Het toepassen van risicoprofielen is volgens vaste jurisprudentie van de Raad toegestaan, omdat het gaat om aanzienlijke publieke middelen. Controle en handhaving is van zeer groot (maatschappelijk) belang. In alle gevallen waarin risicoprofielen worden toegepast is sprake van een verschil in behandeling. Volgens constante rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is een verschil in behandeling discriminerend als het niet objectief gerechtvaardigd is. De verdragsstaten beschikken hierbij over een zekere beoordelingsmarge. De omvang van deze beoordelingsmarge is primair afhankelijk van de aard van het gemaakte onderscheid. Onderscheid naar nationaliteit is daarin een heel gevoelig onderscheid. Dit is alleen toegestaan als daarvoor zeer zwaarwegende redenen bestaan (arrest Andrejeva v. Latvia).
Tweede vraag: waar moet de gemeente op letten bij het opstellen van een risicoprofiel?
Het onderscheid werd toegestaan in de zaken waar geen onderscheid werd gemaakt naar nationaliteit, maar land van herkomst. Dat is in dit kader een wezenlijk verschil.
Dit onderzoek treft met name mensen met een niet-Nederlandse achtergrond, maar dat onderscheid is gerechtvaardigd. Vermogensbestanddelen die zich in Nederland bevinden zijn in diverse registratiesystemen opgenomen en daarmee gemakkelijk te achterhalen. Dat geldt niet voor vermogen in het buitenland. Bovendien zijn deze onderzoeken in het buitenland kostbaar, onder meer door reis- en vertaalkosten. Daarom is een risicoprofiel bij dergelijke onderzoeken zeer belangrijk. Omdat niet van de gemeente verwacht mag worden, gelet op de kosten, dat in elke land ter wereld onderzoek wordt gedaan naar alle bijstandsgerechtigden, mag ook afgestemd worden in welk land (of welke paar landen) het onderzoek zal plaatsvinden.
Het risicoprofiel moet meer criteria bevatten dan alleen het land van herkomst. In deze situatie is ook gekeken naar leeftijd, omdat ouderen over het algemeen vaker onroerend goed bezitten dan jongeren. Ook het feitelijk vakantiegedrag is meegenomen. Iemand die onroerend goed in het buitenland heeft, zal daar met enige regelmaat naar toe gaan voor onderhoud of gewoon om er even te verblijven. Het gaat hier dus om een compleet risicoprofiel waarbij aannemelijk is dat in deze groep verhoudingsgewijs meer mensen vermogen in het buitenland hebben dan het geval is bij de totale groep bijstandsgerechtigden.
Discriminatie via de achterdeur?
De Centrale Raad stelt tot slot nog het volgende. De verklaringen van de betrokkenen met vermogen in Marokko mogen weliswaar niet meer gebruikt worden als bewijs, maar dit laat onverlet dat de gemeente op grond van zijn algemene onderzoeksbevoegdheid van artikel 53a Participatiewet (WWB) ook in dit individuele geval alsnog kan verifiëren en kan laten onderzoeken of betrokkenen hun inlichtingenplicht met betrekking tot vermogen in Marokko niet hebben geschonden.
Mr. Evelien Meester is werkzaam voor Stimulansz
Eerdere blogs van mr. Evelien Meester
Hennepkwekerij: waar ligt de grens tussen kweken voor eigen gebruik en professioneel kweken?
Vereenvoudiging beslagvrije voet