De restitutiepolis is aan het verdwijnen. Volgend jaar bieden nog maar drie van de tien zorgverzekeraars – A.S.R., Aevitae en Menzis - een volledige restitutiepolis aan. Veel andere zorgverzekeraars hebben hun restitutiepolis omgezet in een combinatiepolis. Deze polis houdt het midden van een restitutiepolis en een naturapolis. Het verschil tussen een restitutiepolis en een naturapolis is dat bij een restitutiepolis de kosten van ongecontracteerde zorgaanbieders volledig worden vergoed. Bij een naturapolis wordt, afhankelijk van de polisvoorwaarden, slechts 60-80% van het gangbare tarief vergoed als de verzekerde naar een niet gecontracteerde zorgaanbieder gaat. Bij een combinatiepolis vergoedt de zorgverzekeraar van sommige vormen van ongecontracteerde zorg (bijvoorbeeld ongecontracteerde wijkverpleging) wel 100%, maar voor andere (bijvoorbeeld ongecontracteerde GGZ aanbieders) slechts 60-80%.
Een belangrijke reden voor verzekeraars om te stoppen met de restitutiepolis is dat ongecontracteerde aanbieders vaak het maximale door de Nza vastgestelde tarief in rekening brengen. Bij gecontracteerde aanbieders onderhandelen zorgverzekeraars meestal een tarief dat lager ligt dan het maximumtarief. Tot een paar jaar geleden vergoedden zorgverzekeraars in hun restitutiepolis een gemiddeld of gangbaar tarief aan ongecontracteerde aanbieders. Volgens de Nza was dit echter misleidend en moesten zorgverzekeraars houders van een restitutiepolis de volledige kosten van de declaratie vergoeden. Daarnaast is het zorgverzekeraars een doorn in het oog dat ongecontracteerde zorgaanbieders gemiddeld meer verrichtingen uitvoeren en meer uren zorg leveren dan aanbieders met een contract. Dit leidt er toe dat zorgverzekeraars ondanks dat ongecontracteerde zorg maar een klein deel van de totale zorg uitmaakt, zich druk maken over de kosten van ongecontracteerde aanbieders.
Zorgverzekeraars stoppen met de restitutiepolis omdat ze de kosten die ongecontracteerde zorgaanbieders in rekening brengen, te hoog vinden en deze willen beperken. Het verdwijnen van de restitutiepolis is daarnaast een gevolg van het feit dat verzekerden door de stijging van de zorgpremie steeds vaker op zoek gaan naar een goedkopere polis. Zo steeg tussen 2020 en 2022 het aandeel van de goedkopere budgetpolissen van 13.1% naar 21.8%, terwijl het marktaandeel van de duurdere restitutiepolis daalde van 14.9% naar 9.7%. Het aandeel van de naturapolissen blijft over de jaren vrij constant: iets meer dan driekwart van de Nederlanders heeft een dergelijke polis.
“Grote verzekeraars beperken vrije artsenkeuze door het schrappen van de restitutiepolis”, kopte de Volkskrant op 10 november. Op deze bewering valt wel het een en ander af te dingen. Om te beginnen bieden de naturapolissen ook een grote keuze aan zorgaanbieders. Met een naturapolis kun je in elk ziekenhuis in Nederland terecht en is een ruime keuze aan aanbieders van GGZ, wijkverpleging en andere vormen van zorg. Voor verzekerden die naar een niet gecontracteerde zorgaanbieder willen is er de combinatiepolis. Echter, ook verzekerden met een naturapolis kunnen veelal zonder extra bijbetaling terecht bij een niet gecontracteerde zorgaanbieder. De zorgverzekeraar betaalt voor hen dan wel slechts 60-80% van het gangbare tarief, maar veel ongecontracteerde aanbieders schelden de 20-40% die patiënten dan uit eigen zak moeten betalen kwijt. Kennelijk zit er bij de ongecontracteerde aanbieders genoeg financiële ruimte om genoegen te nemen met 60-80% van het gangbare tarief.
Het schrappen van de restitutiepolis past in een trend naar meer uniformiteit in het polisaanbod, meer sturing van verzekerden naar gecontracteerde aanbieders en het verkleinen van de premieverschillen tussen polissen. Om met het laatste te beginnen : het premieverschil tussen de goedkoopste en de duurste polis is tussen 2018 en 2022 opgelopen van €380 tot €536. Dit komt deels doordat het prijsverschil tussen een restitutiepolis en een naturapolis groter is geworden als gevolg van de gestegen kosten voor ongecontracteerde zorgaanbieders. Het schrappen van de restitutiepolis verkleint deze verschillen. Daarnaast wordt hierdoor het polisaanbod beperkt. Hier moet wel de kanttekening bij worden geplaatst dat het aantal budgetpolissen tussen 2020 en 2022 is gestegen van 10 naar 21. Duurdere polissen verdwijnen, het aanbod van goedkopere budgetpolissen neemt toe.
De trend is ook dat zorgverzekeraars zich richten op naturapolissen waarin verzekerden vooral naar gecontracteerde zorgaanbieders worden geleid. Het streven naar meer uniformiteit en sturing wordt ook gestimuleerd door het afschaffen van de collectiviteitskorting. De roep om het vrijwillig eigen risico af te schaffen wordt ook steeds luider.
De achterliggende gedachte bij deze trends is dat zorgverzekeraars de onderlinge concurrentie op de hoogte van de premie willen beperken. De financiële reserves die ze de afgelopen jaren hebben ingezet in de concurrentiestrijd om de premiestijging te beperken, raken op. Zorgverzekeraars streven ook naar meer regionale verdeling van de markt, waarbij de grootste zorgverzekeraar in een regio het voor het zeggen krijgt en andere verzekeraars het beleid van de dominante verzekeraar volgen. Het gevolg van deze regionalisering is dat zorgverzekeraars niet langer landelijk verzekerden willen aantrekken door een polis tegen een scherpe prijs aan te bieden, maar vooral willen groeien in hun ‘eigen’ regio. Dit willen ze vooral doen door zich te onderscheiden als zorgvernieuwer met aandacht voor de gezondheid, leefstijl en welzijn van hun verzekerden. Voor de premiebetaler is niet onverdeeld gunstig: die moet er rekening mee houden dat minder concurrentie leidt tot hogere premies.