Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Opvoeden: een vak apart?

Om de paar jaar flakkert de discussie over een verplichte opvoedcursus voor alle ouders weer eens op: al googelend kom ik recente pieken tegen in 2011 en 2014. Er zijn nogal wat argumenten voor èn tegen zo’n maatregel te geven. In deze column beargumenteer ik waarom de nadelen groter zijn dan de voordelen – en ga ik bovendien in op het beste alternatief.

16 november 2016

1. Positief opvoeden negatief afdwingen?

De meest opvallende paradox in het voorstel is, dat het zogenaamde “positieve opvoeden” zou kunnen worden afgedwongen door een verplichting, en een verplichting houdt dan ook in: op straffe van een sanctie. Een rare agogische kronkel, want wat voor kinderen geldt, geldt voor ouders misschien nog wel sterker: straffen leidt echt niet tot intrinsiek leren!!! Dit wordt, integendeel, ervaren als betutteling en bemoeizucht. Erg jammer, want opvoeden is een enorm lastige taak, die de meeste volwassenen maar een paar keer in hun leven volbrengen. Over het algemeen met redelijk succes! Een verplichting, een sanctie: het is moeilijk om je dit concreet voor te stellen. Kind afpakken? Boete opleggen? Ik kan me geen enkele redelijke en stimulerende sanctie bij het niet volgen van een opvoedcursus voorstellen. Het is dan ook waarschijnlijker dat zo’n sanctie nooit wordt uitgevoerd of zo zwak is dat deze geen effect heeft - en dat de maatregel retoriek wordt en na 2 jaar weer wordt afgeschaft.

Ook is niet erg duidelijk wanneer een dergelijke cursus zou moeten plaatsvinden. Begint het opvoeden vóór de bevalling, als het kind 2 jaar oud is, of als het kind puber wordt? Er zijn, zo blijkt uit onderzoek, verschillende transitiemomenten aan te wijzen, waarop ouders méér vragen hebben en dus ontvankelijk zijn voor leren: bijvoorbeeld vlak na de geboorte, bij de schoolkeuze en bij het begin van de puberteit. Maar óók bij belangrijke transitiemomenten in het leven van de volwassenen (en daarmee het gezin): echtscheiding, werkloosheid, verhuizing. Daarnaast kunnen allerlei andere factoren leiden tot opvoedvragen (en opvoedstress): handicaps, temperamentverschillen, opvoedgeschiedenis. Er zijn dus tal van natuurlijke leermomenten dat ouders ontvankelijk zijn voor leren, voor nieuwe informatie over opvoeden, maar niet op vaste momenten. Een afgedwongen moment zou dan wel eens een schijnzekerheid kunnen creëren: geslaagd voor de opvoedcursus van vier avonden, 8 jaar geleden – en nu kun je het? Ik weet zeker dat álle ouders alsnog tal van zeer lastige situaties gaan tegenkomen!


2. Problematiseren of normaliseren?

De achterliggende gedachte van de maatregel lijkt te zijn dat alle ouders moeite hebben met opvoeden. Uit cijfers blijkt dat dat niet waar is. Hoewel veel ouders wel eens een opvoedvraag hebben of het thuis niet helemaal op rolletjes loopt, is het problematiseren van opvoeden onnodig en ongewenst. “Het had een paar fouten gescheeld”, voert voorzitter van der Laan van de Taskforce aan. Het signaal dat hij daarmee geeft kan heel dubbelzinnig worden opgevat. Enerzijds is het open en kwetsbaar van hem: hij is ook maar een mens, zoals wij. We maken fouten. Anderzijds lees ik erin dat fouten ongewenst zijn: die moeten voorkomen worden.

Dit gaat in tegen decennia van onderzoek naar opvoedingsondersteuning, waaruit steeds weer blijkt dat opvoeden een proces is van vallen en opstaan, waar fouten bij moeten kunnen blijven horen. De leerschool die het gezin vormt zit vol met belangrijke levenslessen over omgang met elkaar, ook als er soms strijd of onhandigheid is. Kinderen kunnen overigens heel goed tegen ouders die fouten maken. Ze zijn daar veerkrachtig genoeg voor, ze zien verschillen tussen opvoeders en ze zien dat hun ouders ook ‘maar mensen’ zijn. Ouders, blijf alsjeblieft fouten maken! En geef ze toe, leer ervan, ga na wat je de volgende keer anders wilt doen en groei. Niet voor niets wordt wel eens gezegd dat je als opvoeder minstens zoveel leert als je kind…

3. Kwaal en aanpak?

Voordat er een aanpak wordt voorgesteld moet de analyse helder zijn. Een belangrijk kritiekpunt is, dat kindermishandeling samenhangt met allerlei sociale èn maatschappelijke èn zogenaamde transactionele factoren (ouder-kind-interactie) – die niet adequaat aangepakt worden met een op de opvoeder gerichte interventie. Daaruit volgend: ouders lijken bij zo’n maatregel de volle verantwoordelijkheid te krijgen voor het al dan niet welslagen van de opvoeding. In een opvoedcursus kan er weliswaar wat aandacht zijn voor stress door werkloosheid of gezondheidsproblemen, maar in een algemene opvoedcursus zal dat toch slechts oppervlakkig zijn en de werkelijke oorzaken worden er niet mee aangepakt. De vraag is dan ook of de “preventie maatregel” van een algemene verplichte opvoedcursus werkelijk kindermishandeling en misbruik zal voorkomen. Een vrijwillig aanbod voor ouders is prima, en een gerichte aanpak bij problemen kan wel zinvol zijn.

Het lijkt geldverspilling: alle ouders op cursus, inclusief de kosten van een heel controleapparaat voor de handhaving van de maatregel (hoe is nog een raadsel), terwijl de kwaal (namelijk: kindermishandeling en misbruik) maar bij een kleine groep voorkomt. Met andere woorden: een verplichte opvoedcursus is doorgeschoten preventie. Het geld dat dit kost, kan beter gericht gebruikt worden.

Een ander tegenargument is, dat we er zo nóg wel een paar kennen. Waarom geen ándere verplichte cursussen om grote maatschappelijke winst te behalen, zoals een cursus relatievaardigheden om echtscheidingen te voorkomen? En een cursus alcoholgebruik om verslaving te voorkomen? Een cursus sociale vaardigheden om hufterigheid te voorkomen? Allemaal best verleidelijk om te gaan reguleren, maar volslagen onhaalbaar. Als het gaat om misbruik, dan liggen andere interventies veel meer voor de hand dan een opvoedcursus van een paar avonden: erkenning van en adequate hulp aan slachtoffers om herhaling te voorkomen - en inzet op sociale vaardigheden, empathie en zelfreflectie op scholen. Een veel interessanter gedachtenspoor is dan ook, om kinderen en jongeren vakken aan te bieden waarmee zij beter worden voorbereid op het leven, bijvoorbeeld in de vorm van life skills educatie.

4. Zijn opvoedcursussen nuttig?

Ja, mensen die opvoedcursussen volgen zijn over het algemeen tevreden, vinden dat ze wat geleerd hebben en ervaren soms ook minder strijd en meer opvoedvertrouwen. Ook nemen gedragsproblemen af – of ervaren ouders bepaalde gedragingen als minder problematisch. Veel bewijskracht voor effectiviteit van dergelijke cursussen komt uit zelfrapportages van ouders die vrijwillig hebben deelgenomen. Al met al is er niets tegen goede opvoedcursussen. Maar de wetenschappelijke basis voor de ‘erkende interventies’ is te smal om deze aan alle nieuwe ouders op te leggen. Er is geen sprake van “one size fits all”. Denk aan ouders die zorgintensieve kinderen hebben, aan ouders die niet voldoende vaardig zijn in de Nederlandse taal, aan ouders die niet eerder een opleiding hebben voltooid.

Hoe dan wel?

  • in plaats van problematiseren: het héél aantrekkelijk maken om na een zwangerschapscursus óók een opvoedcursus te volgen

  • bestaande infrastructuur gebruiken: ouders komen op consultatiebureaus en (voor-)scholen. Versterk deze voorzieningen

  • in plaats van bezuinigen: inzetten op kwaliteit, professionals die de tijd hebben om goed contact te maken met elke ouder

  • laat alle aandacht voor gedrag en gezondheid niet de focus op contact, verbinding en hechting vertroebelen: in welke moeilijke omstandigheden dan ook vormt dát het hart van de opvoeding

  • in plaats van het voorschrijven van een verplichte opvoedcursus: inzetten op een breed vrijwillig aanbod, waar zowel offline als online zeer competente professionals en een goede kwaliteit informatie en ondersteuning te vinden is

  • inzetten op warm contact met elke ouder, met èn zonder vragen: steunend naast de ouder staan en kennis, informatie en stimulans aanbieden waar en hoe het past

  • in plaats van de expert te zijn: erkennen dat de ouder de opvoedsituatie en zijn/haar kind het beste kent en daar dienstbaar aan zijn door passende hulpbronnen aan te bieden

In 2004 deed ik samen met een verloskundige een experiment: het verlengen van de zwangerschapscursus met een opvoedcursus. Wat bleek: er kwamen nauwelijks aanmeldingen. Onze verklaring was, dat ouders met een baby wel wat anders te doen hebben dan 4 avonden naar een cursus gaan. Voor mijzelf als moeder van een tweeling was dat overigens ook zeer herkenbaar. Sindsdien was ik geïnteresseerd in online opvoedingsondersteuning: gemakkelijk: vanuit je eigen huis, op je eigen moment, en het liefst ook op maat: d.w.z. persoonlijk contact met een professional via mail of chat.

Uiteraard zijn er, zowel offline als online, enorm veel mogelijkheden om opvoedinformatie te bieden en te vinden – en niet alles is kwalitatief in orde. De enige oplossing daarvoor is om in te zetten op grote inzet en zichtbaarheid, zowel in de buurt als online, van goed geschoolde professionals – en om goed te weten naar welke informatie en cursussen je ouders met vragen kunt toeleiden.

Voor deze blog is een analyse van argumenten gemaakt uit Twitterberichten met de hashtag #opvoedcursus, die op maandag 14 november 2016 tussen 14.00 en 19.00 geplaatst zijn.

Lees hier het bericht van de Taskforce Kindermishandeling zelf, inclusief de rapportage.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.