Sinds 2015 wordt de ouderenzorg gefinancierd via drie systemen. Het overkoepelende doel is goede en toegankelijke ouderenzorg op de juiste plek en tegen de juiste prijs. Samenhangende financiële prikkels voor preventie en het inkopen op kwaliteit zijn hiervoor onontbeerlijk. Maar in de praktijk werken ze onvoldoende. Dr. Bram Wouterse, dr. Pieter Bakx en prof.dr. Erik Schut (allen van Erasmus School of Health Policy & Management) delen hun suggesties voor het Nederlandse beleid.
Van alle ontwikkelde landen geeft Nederland het meeste uit aan langdurige zorg: bijna vier procent van het bruto binnenlands product (bbp) (OESO, 2020). Toch zijn er zorgen over de kwaliteit en organisatie van de ouderenzorg (Actiz et al., 2020). Zo verscheen in 2017 het manifest Scherp op ouderenzorg, waarin er werd opgeroepen om de kwaliteit van verpleeghuizen te verbeteren. Als reactie daarop stelde het Zorginstituut een wettelijk bindend Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg op, dat leidde tot een extra investering van 2,1 miljard euro per jaar in de verpleeghuiszorg. Investeringen om gebruik van verpleeghuiszorg te voorkomen of uit te stellen (doordat ouderen langer thuis kunnen blijven wonen) komen echter nog te weinig van de grond (Tweede Kamer, 2021a).
Voor het verbeteren van de kwaliteit van ouderenzorg, en het bieden van de juiste zorg op de juiste plek, zijn goede prikkels voor inkopers en aanbieders cruciaal. In het Nederlandse publiek gefinancierd systeem zijn de zorginkopers grotendeels verantwoordelijk voor het verkrijgen van de juiste zorg van goede kwaliteit tegen de beste prijs. Gebruikers zelf ervaren immers geen of maar kleine prijsprikkels, kunnen de kwaliteit van aanbieders niet altijd overzien, en hebben door aanbodrestricties soms niet veel keus.
De kernvraag is of de beoogde kwaliteitsverbetering gerealiseerd kan worden in het huidige stelsel. Op verschillende plekken wordt er nagedacht over een volgende stelselwijziging (Tweede Kamer, 2021b; CPB et al., 2020). Een stelselhervorming is echter niet alleen tijdrovend en kostbaar, maar ook geen blauwdruk voor succes. In geen van de huidige systemen hebben de inkopende partijen immers alle benodigde prikkels en instrumenten om te sturen op doelmatigheid, kwaliteit en preventie. Ook biedt een ander stelsel geen garantie dat de instrumenten die de partijen nu al wel hebben, maar nog niet ten volle inzetten, beter worden benut.
Het is daarom beter om eerst de effectiviteit van het huidige stelsel te analyseren om te zien of verbeteringen binnen het huidige stelsel mogelijk zijn. Vanwege de beperkte beschikbaarheid van goede kwaliteitsinformatie is een antwoord op de vraag, in hoeverre de huidige prikkels bijdragen aan de beoogde doelen, lastig te geven. Daarom focussen we in dit artikel op de vraag in hoeverre de bestaande prikkels en instrumenten ertoe leiden dat de verschillende inkopers via contractuele afspraken met zorgaanbieders op betere kwaliteit sturen.