Volwassenen die in hun jeugd zijn misbruikt of mishandeld en daardoor kampen met een posttraumatische stressstoornis (PTSS), kunnen veel baat hebben bij cognitieve gedragstherapie. Dat blijkt uit een studie waaraan 149 patiënten hebben meegedaan. Onderzoeker en promovendus Chris Hoeboer is hoopvol over de uitkomsten en het geboden perspectief voor mensen die kampen met ernstige klachten. Promotie 18 januari.
'Langdurige (imaginaire) blootstelling', oftewel Prolonged Exposure (PE) is een gedragstherapeutische techniek die bewezen effectief is bij PTSS. Onder begeleiding van een therapeut haalt de patiënt de herinnering aan de traumatische ervaring zo levendig mogelijk terug. Zo vertelt de patiënt in de ik-vorm en in de tegenwoordige tijd en wordt er door de therapeut gevraagd naar geuren, geluiden en beelden van die gebeurtenis.
'Door herhaald terug te keren naar die ergste momenten leert iemand: "Ik ben nu veilig. Ik kan terugdenken aan die herinneringen, en ik kan dat ook aan. Ik word niet gek van die beelden en mijn hart kan de stress ook aan". Dat soort verwachtingen zijn namelijk wel de reden waarom mensen de herinneringen vermijden en wegdrukken', vertelt Hoeboer. Daarnaast krijgt de patiënt ook opdrachten voor thuis mee die vermijdend gedrag moeten doorbreken. De scherpe kantjes gaan er zo vanaf, vaak sneller dan mensen voor mogelijk hielden.
Toch wordt PE vaak niet toegepast bij het behandelen van PTSS bij mensen die als kind mishandeld of misbruikt zijn. In dat soort gevallen wordt vaak gekozen voor behandeling die vooral de bijkomende symptomen aanpakt, zo vertelt Hoeboer. 'Er wordt nog veel gedacht dat deze mensen zo kwetsbaar zijn, dat ze het terughalen van die ergste gebeurtenissen niet aankunnen. Dat PE het trauma alleen maar zou vergroten of dat mensen in een crisis raken. Maar dat is niet het geval.'
Om te bepalen welke vorm van PE het meest effectief is voor deze specifieke groep patiënten, zijn er drie varianten onderzocht. De standaardvariant voor PTSS (wekelijkse consulten) werd vergeleken met een intensieve variant (3 consulten per week). In de derde variant werden eerst vaardigheden aangeleerd, zoals het reguleren van emoties, met als doel dat patiënten daarna de PE-behandeling beter aan zouden kunnen. Hoeboer: 'Hoewel de drie therapievormen even goed blijken te werken, zijn patiënten bij de intensieve therapie wel eerder van hun klachten af.'
In totaal deden 149 patiënten mee aan het onderzoek dat Hoeboer samen deed met klinisch psycholoog Danielle Oprel en een team van vijftien behandelaars. Veel van die patiënten liepen al jaren met klachten rond. Dat ze een voor PTSS bewezen effectieve behandelmethode aangeboden kregen, verklaart volgens Hoeboer de grote animo voor het onderzoek. 'Je moet je voorstellen dat je iedere dag last hebt van die beelden die je hebt meegemaakt. Veel mensen zeiden: "Het kan niet erger. Als ik het voor een uur moet herbeleven tijdens therapie en er dan vanaf kan komen, versus dat ik mijn hele leven elke dag steeds maar die beelden zie, dan is de keuze snel gemaakt".'
Na behandeling bleek dat iets meer dan de helft van de patiënten helemaal van de PTSS-klachten af was en nog een kwart merkte duidelijke verbetering. Hoeboer: ‘Ik heb iemand gesproken die zei: “Dankzij deze therapie ben ik hier nog. Dit was mijn laatste strohalm.”. Er zijn ook mensen die weer voorzichtig zijn begonnen met werken, of een studie, of mensen die überhaupt hun huis weer uit durven te komen.’ Bij een kwart van de deelnemers was er geen verbetering van hun klachten. ‘Dat is echt een kwart te veel. Je wil dat iedereen geholpen kan worden’, zegt Hoeboer. Aan de hand van andere studies wordt er nu geprobeerd om de behandeling verder te verbeteren, zodat ook die laatste groep mensen geholpen kan worden.
Volgens de onderzoeker is het zaak dat de PE-behandelmethode nu zo veel mogelijk wordt ingezet door therapeuten. De onderzoekers maken er daarom werk van om de resultaten bij psychologen te presenteren. De voor het onderzoek getrainde behandelaars verzorgen op hun beurt weer trainingen voor andere therapeuten. En dat is hard nodig ook, want de 149 deelnemende patiënten vormen slechts het topje van de ijsberg. ‘Het zijn mensen die de slechts denkbare start gehad hebben en die daardoor nog steeds niet het leven kunnen leiden dat ze willen. Het is een groep die goed en snel behandeld móét worden.’