Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Resultaatgericht beschikken mag niet meer, wat nu?

Resultaatgericht beschikken - as we knew it – is geschiedenis. Een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in een zaak over individuele begeleiding (1) heeft klinkklaar gemaakt dat een burger die ondersteuning ontvangt vanuit de Wmo het recht heeft om te weten op hoeveel uren en minuten ondersteuning zij kan rekenen. In een resultaatgerichte beschikking wordt geen tijd opgenomen. In plaats daarvan wordt het beoogde doel, het te behalen resultaat, omschreven. Toen de CRvB eerder al vaststelde (2) dat resultaatgericht beschikken niet mag, hielden gemeenten zoveel mogelijk vast aan hun werkwijze – in afwachting van aanname van het wetsvoorstel Resultaatgericht beschikken en vereenvoudigen geschilbeslechting. Door in beschikkingen een verre- of verdergaande concretisering van de ondersteuning op te nemen, poogden zij een zo groot mogelijke mate van rechtmatigheid te behouden. Nu deze werkwijze verder onder druk komt te staan door de laatste uitspraak zal er opnieuw iets moeten veranderen in de uitvoeringspraktijk.

27 september 2021

Resultaatgericht beschikken is onder gemeenten zo gewild dat zij rechtszaken riskeren en er zelfs een aanpassing in de wet wordt voorbereid. Deze werkwijze biedt kennelijk dé oplossing voor problemen waar veel gemeenten mee worstelen. Als het gaat om de maatwerkvoorziening begeleiding zijn er twee centrale problemen te onderscheiden waarvoor resultaatgericht beschikken een uitkomst zou kunnen bieden. Probleem 1 is de noodzaak de uitgaven van de Wmo te beperken. Door resultaatgericht te beschikken kan er in het inkooptraject worden ingezet op kostenbesparing. Probleem 2 is dat het afgeven van een passende indicatie individuele begeleiding vaak een ingewikkelde zaak is. In de indicatie moeten de te bereiken doelen namelijk inhoudelijk beschreven zijn en deze moeten haalbaar zijn en geëvalueerd kunnen worden. Met een resultaatgerichte beschikking verschuift de lastige regie over de omvang van begeleiding (in tijd uitgedrukt) van de gemeente naar de aanbieder.

De hoogste rechter heeft nu wel heel duidelijk laten blijken dat deze bedachte oplossing niet deugt en dat gemeenten iets anders moeten verzinnen. Ik denk dat de oplossing voor beide problemen een tweesporenbeleid moet zijn. Op het ene spoor staat het stelselmatig versterken van de inhoudelijke kwaliteit van de momenteel eroderende indicatiepraktijk. De tool FAQT-V kan hierbij behulpzaam zijn. Hiermee brengen consulenten een systematiek aanbrengen in hun onderzoek. Op die manier neemt de betrouwbaarheid en eenduidigheid van het onderzoek toe. De omvang van de bijbehorende indicatie wordt automatisch passend voor de cliënt en de doelen zijn helder en haalbaar omschreven, en goed te evalueren. Zo profiteert de cliënt van de benodigde ondersteuning, die daadwerkelijk ergens toe leidt terwijl ook beoordeeld kan worden of de zorgaanbieder passende zorg levert.

Een van de zaken die het afgeven van een passende indicatie lastig maakt, is het veranderlijke karakter van de problematiek van de mensen die begeleiding nodig hebben (om voldoende zelfredzaam te zijn en te kunnen participeren). Het tweede spoor van mijn voorgestelde benadering van de gemeentelijke problemen is daarom het indiceren in een bandbreedte (en deden we dat onder de AWBZ niet ook al?). Daarmee kan de aanbieder – zonder administratieve rompslomp – uitbreiden in uren waar nodig en afschalen wanneer mogelijk. Als de gemeente een reële uurprijs betaalt moet deze werkwijze zowel voor de aanbieder, de cliënt als de gemeente de meest efficiënte zijn.

Echter, wat te doen om er zeker van te zijn dat aanbieders daadwerkelijk afschalen als het kan, in plaats van standaard aan de bovengrens te gaan zitten met de declaraties? Een goede onderlinge verstandhouding, nauwe samenwerking, regelmatige inhoudelijke gesprekken en bovenal een stevige vertrouwensrelatie tussen aanbieder en gemeente zijn daarvoor nodig. De gemeenten die er in Nederland het beste voor staan op het gebied van uitgaven in de jeugdzorg hebben al laten zien dat het resultaat oplevert als je op die manier investeert in de relatie met de aanbieders. (3) Ik zie geen reden waarom dat voor de Wmo niet ook zou opgaan.

Beide ‘sporen’ krijg je niet cadeau. Je moet er intensief en aanhoudend aan werken. Maar ik ben ervan overtuigd dat gemeenten daardoor een positieve ontwikkeling zullen zien op de problemen die in oorsprong leidden tot het inzetten op resultaatgericht beschikken, namelijk meer kwaliteit van de ondersteuning en gezondere gemeentelijke financiën. Met betere samenwerkingsrelaties op de koop toe.

Lees meer artikelen van Factum Advies.

(1) Zie ECLI:NL:CRVB:2021:1381

(2) Zie ECLI:NL:CRVB:2016:1491 en ECLI:NL:CRVB:2018:3241

(3) https://www.verwey-jonker.nl/publicatie/eigenwijs-transformeren/

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.