Rotterdam helpt slechts iets meer dan 10% van haar werkloze jongeren naar werk of school. Dit zijn jaarlijks ongeveer 1.100 jongeren. Daarvan valt bovendien 20% later weer terug in de bijstand. Ook zijn veel jongeren niet tevreden over de begeleiding door de gemeente. Wel tevreden zijn de jongeren over de begeleiding en training bij externe partijen, die degemeente voor hen inkoopt. Dit en meer concludeert de rekenkamer in het rapport ‘Werk aan de winkel. Onderzoek naar het Rotterdamse jeugdwerkeloosheidsbeleid’.
één op de tien jongeren geholpen
In 2015 telde de gemeente Rotterdam circa 10.000 werkloze jongeren. De gemeenteraad stelde in hetzelfde jaar een actieplan vast om werkloze jongeren aan de slag te helpen. Gemiddeld hielp de gemeente van 2015 tot en met 2017 jaarlijks 1.100 jongeren naar school of werk. Hiervan hadden er jaarlijks ongeveer 200 gebruikgemaakt van de maatregelen uit het actieplan van de gemeente. Op basis hiervan concludeert de rekenkamer dat de gemeente relatief weinig jeugdwerklozen weet te helpen. De gemeente Amsterdam bijvoorbeeld, hielp in 2017 vijf maal zoveel jongeren naar werk en tweeëneenhalf maal zoveel jongeren naar school als de gemeente Rotterdam. Bovendien is het resultaat niet altijd duurzaam: één op de vijf Rotterdamse jongeren die in 2015 startten in de bijstand en daarna uitstroomden naar school of werk, zat in 2017 toch opnieuw in de bijstand.
beperkt bereik, veel uitval
Om werkloze jongeren te kunnen helpen moet de gemeente hen in de eerste plaats bereiken. Beperkte inzet van communicatiemiddelen om het Jongerenloket bekendheid te geven en een slecht imago zijn er echter debet aan dat lang niet alle jeugdwerklozen naar de gemeente toekomen voor hulp bij het zoeken naar werk of een opleiding. En van de jaarlijks circa 5.500 jongeren die wel komen, begeleidt de gemeente er uiteindelijk slechts 2.000. Dat komt omdat niet-bijstandsgerechtigde jongeren vaak geen structurele begeleiding krijgen van de gemeente, terwijl dat wel beleid is. Bijstandsgerechtigde jongeren vallen vaak uit in de wettelijk verplichte zoekperiode voorafgaand aan de bijstand. In deze vier weken moeten zij zelfstandig werk zoeken, maar een derde van hen raakt in die periode buiten beeld bij de gemeente.
veel jongeren positief over externe trajecten, minder over gemeente
Als jongeren wel in begeleiding komen bij de gemeente, worden ze vaak ook naar een externe partij gestuurd voor intensieve groepstraining met één-op-één coaching. Dit heet een traject. Door de rekenkamer gesproken jongeren geven aan hier veel profijt bij te hebben. Ze leren er de noodzakelijke (sociale) vaardigheden om te kunnen werken en werk te zoeken. Jongeren geven aan dat het fijn is dat ze kunnen leren van coaches en van andere deelnemers en dat ze weer structuur in hun leven hebben. Deze positieve geluiden stonden geregeld in contrast met de ervaringen bij het Jongerenloket. Jongeren hebben vaak het idee bij het Jongerenloket over één kam geschoren te worden en vinden dat de gemeente star met de regels omgaat.
werk aan de winkel
De rekenkamer stelt vast dat er werk aan de winkel is voor de gemeente. Om (meer) jongeren beter te kunnen helpen moet zij meer jongeren gaan bereiken en de uitval terugdringen. Ook is het van belang dat de gemeente beter zicht krijgt op haar eigen dienstverleningsproces door de stroomcijfers en klanttevredenheid structureel in kaart te brengen. De rekenkamer raadt aan door te gaan met de trajecten, want het is aannemelijk dat deze de arbeidskansen van deelnemers vergroten. Wel is het van belang dat de jongeren naar bij hen passende trajecten gestuurd worden en dat de gemeente (ook hiervoor) goed onderzoek gaat doen naar de effecten van de trajecten. Het college heeft aangegeven alle aanbevelingen te omarmen. In één geval gedeeltelijk en in de andere gevallen geheel.
Download hier het onderzoek.