De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op verzoek van de voorzitter van de Eerste Kamer een zogenoemde voorlichting gegeven over het wetsvoorstel inzake de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden. De Eerste Kamer heeft de voorlichting op 24 november 2021 openbaar gemaakt.
Het wetsvoorstel Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS) biedt een juridische basis voor samenwerkingsverbanden. Dat zijn verbanden van bestuursorganen en private partijen die gezamenlijk gegevens verwerken voor zwaarwegende algemene belangen, zoals als de bestrijding van fraude en georganiseerde criminaliteit. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat samenwerkingsverbanden daarbij gebruik maken van geautomatiseerde gegevensverwerking.
Het wetsvoorstel ligt op dit moment bij de Eerste Kamer. Vanwege de aanpassingen in het wetsvoorstel sinds het advies van de Afdeling advisering van eind 2019, heeft de Eerste Kamer om voorlichting gevraagd. Daarbij is de Afdeling advisering ten eerste gevraagd om een oordeel te geven over de reikwijdte van het gewijzigde wetsvoorstel, mede gelet op het recht privacy. Ook is de Afdeling advisering gevraagd om in te gaan op de risico’s op ongelijke behandeling en discriminatie als gevolg van de inzet van profilering.
Volgens de Afdeling advisering is het wetsvoorstel in vergelijking met de bestaande praktijk een belangrijke verbetering. Op dit moment vindt de gegevensverwerking in de betreffende samenwerkingsverbanden namelijk plaats zonder wettelijke grondslag. Verder is voor de Afdeling advisering van belang dat de overheid in deze tijd een belangrijke opgave heeft om ernstige en onder meer ondermijnende criminaliteit tegen te gaan. In die zin vormt niet alleen de bescherming van persoonsgegevens, maar ook effectieve misdaadbestrijding rechtsstatelijk handelen. In die brede context moet de proportionaliteit van het wetsvoorstel beoordeeld worden.
De Afdeling advisering realiseert zich dat het wetsvoorstel potentieel vergaande vormen van gegevensverwerking mogelijk maakt. Niet alle risico’s die daarmee gepaard gaan kunnen door de wet worden uitgesloten. Daarom is cruciaal dat de wetgever moet kunnen vertrouwen op een kwalitatief goede uitvoeringspraktijk. Dat vereist niet of niet primair nadere regels of protocollen, maar professionaliteit en deskundigheid op de werkvloer. De mate waarin dat wordt gerealiseerd zal bepalend zijn voor het vertrouwen in een overheid die rechtmatig én effectief persoonsgegevens verwerkt.
Het gewijzigde wetsvoorstel komt in belangrijke mate tegemoet aan de wettelijke eisen die worden gesteld aan aanzienlijke grondrechtbeperkende maatregelen. Een randvoorwaarde is echter wel de adequate en dus zorgvuldige uitvoering van deze wet en de daaruit voortvloeiende nadere regelgeving.
De Afdeling advisering vraagt mede daarom aandacht voor de delegatiegrondslagen die het wetsvoorstel bevat om nieuwe samenwerkingsverbanden te introduceren. Ook van die nieuwe samenwerkingsverbanden moeten de wezenlijke elementen in een formele wet worden vastgelegd. Het wetsvoorstel zou daarvoor in elk geval op termijn moeten worden aangepast.
Daarnaast vraagt de Afdeling advisering aandacht voor het beginsel van zogenoemde doelbinding. Op grond van de Algemene verordening gegevensverwerking (AVG) mogen gegevens alleen worden verzameld en verwerkt voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden. De Afdeling advisering constateert dat een zeker abstractieniveau onvermijdelijk is bij het omschrijven van de doelstellingen van gegevensverwerking. Daarom klemt een zorgvuldige uitvoeringspraktijk temeer. Daarbij zal telkens moeten worden gekeken of en zo ja, op welke wijze aan het doelbindingsbeginsel kan worden voldaan.
Gelet op dit beginsel moet bovendien nader worden beargumenteerd hoe de Zorg en Veiligheidshuizen passen binnen de WGS. Als dat niet mogelijk is, moeten deze samenwerkingsverbanden uit het wetsvoorstel worden geschrapt.
Ook waar het gaat om de naleving van artikel 1 van de Grondwet en andere gelijke behandeling- en non-discriminatieregimes, benadrukt de Afdeling advisering het belang van een zorgvuldige uitvoeringspraktijk. Het wetsvoorstel bevat diverse waarborgen die de risico’s op ongelijke behandeling en discriminatie als gevolg van geautomatiseerde gegevensanalyse in theorie kunnen verkleinen. Desalniettemin is in de verschillende fasen van het proces van geautomatiseerde gegevensverwerking telkens weer de vraag of een samenspel van (persoons)gegevens bij de uitvoering ongelijke behandeling of discriminatie kan opleveren. Een zorgvuldige uitvoering van de wettelijke waarborgen in de praktijk is in dat verband cruciaal.
Daarvoor het volgens de Afdeling advisering van belang dat wordt geïnvesteerd in professionaliteit en (juridische) deskundigheid op de werkvloer. Ook moet worden geïnvesteerd in een cultuur waarin kan en mag worden afgeweken van algoritmische uitkomsten. Daarnaast wijst de Afdeling advisering op het gebruik van afwegingskaders om te bevorderen dat algoritmen zorgvuldig en met respect voor relevante grondrechten tot stand worden gebracht. Ook moeten relevante derde partijen, zoals belangenorganisaties, worden betrokken bij het ontwerp van de algoritmen die een samenwerkingsverband hanteert. Daarmee kunnen onrechtmatige verwerkingen worden voorkomen en kan ook het maatschappelijk draagvlak voor het gebruik van algoritmen worden vergroot. Tot slot wijst de Afdeling advisering op het belang van een zorgvuldige evaluatie en terugkoppeling als het gaat om de resultaten van de toepassing van algoritmen.