Bestaansonzekerheid is het resultaat van een opeenstapeling van problemen. Men krijgt bijvoorbeeld én te maken met een gebroken relatie én met schulden én een onzekere woonsituatie. Het eigen vermogen om de problemen te verhelpen vermindert en ondersteuning vanuit het eigen netwerk droogt langzaam maar zeker op. Hierdoor wordt men als in een centrifuge naar de randen van de samenleving geslingerd. Middels hoogoplopende stress en gerelateerde zaken als eenzaamheid en sociale uitsluiting, heeft dit een effect op de mentale en fysieke gezondheid.
Door: Pieter Hilhorst & Tim ‘S Jongers
Bestaansonzekerheid kan voortkomen uit life events zoals een scheiding, maar evengoed door het verlies van werk of een dierbare. Het kan ook gevolg zijn van de flexibilisering van de arbeidsmarkt, krapte op de woningmarkt, een ontoereikend bestaansminimum en een onbereikbare overheid. De weg naar een onzeker bestaan kan lang en hobbelig zijn, maar evengoed kort en heftig. De schade die onderweg wordt opgelopen is vaak permanent van aard.
Eenmaal beland aan die rand van de samenleving, kan men aankloppen bij de overheid. Dan treedt de verzorgingsstaat in werking. Alleen is die verzorgingsstaat slecht ingericht voor mensen met een stapeling van problemen. De ondersteuning is meestal gericht op de korte termijn en heeft weinig oog heeft voor de samenhang in de verschillende problemen waarmee individu te maken heeft. Men krijgt te maken met een complexe toegang tot voorzieningen, waarin men lang niet altijd de weg weet te vinden. Dit terwijl het doen- en denkvermogen al zwaar onder druk staat. Tot slot is er meer oog voor waar het individu recht op heeft dan voor wat het individu en zijn of haar netwerk nodig heeft. De problemen lijken onoplosbaar, de gezondheid zit in een neerwaartse spiraal. En wanneer men eindelijk toegang lijkt te hebben is de eerste vraag: Wat kan u zelf doen?
Dit beeld wordt bevestigd in de verhalen uit de RVS-bundel. De sleutelmomenten waarop men hulp krijgt zijn zelden de momenten waarop men in aanraking is gekomen met de overheid en de verzorgingsstaat. Vaak komt hulp onverwacht en uit onverwachte hoek. Dat kan gaan van een werkcoach die zich niet aan de protocollen houdt tot een vriendin die een sociaal werker kent die iemand kent… tot een organisatie die niet doet wat ze volgens de reglementen moet doen en daardoor een doorbraak weet te bekomen. Maatschappelijke en sociale initiatieven, maar ook simpelweg informele hulp, blijken vaak de eersten te zijn die een oplossingsrichting weten aan te wijzen.
De verhalen bevestigen bijgevolg het beeld van een overheid die van alles doet, daarbij allerlei systemen in het leven heeft geroepen, en toch faalt in de basale taak: het bieden van bestaanszekerheid. De verhalen laten ook zien hoe noodzakelijk het is dat er een sterk sociaal middenveld én een stevige sociale basis wordt geboden. Daar waar de overheid gaten laat vallen en de markt er geen gat in ziet, is het immers ons maatschappelijk sociale weefsel dat soelaas biedt. Het is daar waar de overheid er niet in slaagt om bestaanszekerheid te bieden, dat meer informele organisaties, diensten, voorzieningen, netwerken en (burger)initiatieven het mogelijk maken dat de kwaliteit van leven zo goed als mogelijk gewaarborgd blijft en dat mensen geholpen worden om, waar nodig, de toegang te krijgen tot de verzorgingsstaat. Het zijn deze betekenisvolle relaties tussen mensen die het pad van overbelasting, via samenredzaamheid naar zelfredzaamheid, uitstippelen.
Met de decentralisaties binnen het sociaal domein van 2015 kreeg de sociale basis hernieuwde beleidsaandacht. Veel taken werden overgeheveld naar de gemeenten, inclusief een bezuinigingsoperatie. Om die dubbele opdracht te laten slagen werd ook van de burger het één en ander gevraagd. Deze moest daar waar mogelijk zelf de verantwoordelijkheid op zich nemen, en wanneer dat niet mogelijk bleek het eigen netwerk actiever aanspreken. Voor mensen die in bestaansonzekerheid verkeren is dat een wrange boodschap die eerder schaamte veroorzaakte, dan sociale steun organiseerde.
Dat betekent dat mensen die zich geconfronteerd zien met een inadequate financiële situatie, schulden, verlies van werk, een afbrokkelend netwerk, zorgvragen en psychische problematiek alsook een onzekere woonsituatie zich in toenemende mate moesten beroepen op de sociale basis. Denk daarbij aan de vele actieve vrijwilligers bij voedselbanken, de schuldhulpmaatjes, mantelzorg(kringen), ervaringsdeskundigen in de GGZ of initiatieven als Kamers met Aandacht. Anders gesteld, mensen die te maken hebben met bestaansonzekerheid zijn in eerste en vaak ook laatste instantie afhankelijk van de sociale basis. Dat brengt de vraag met zich mee of de sociale basis zélf op gedegen wijze uitgerust is? Of scherper gesteld: Hoe is het gesteld met de bestaanszekerheid van de sociale basis?
Dit artikel verder lezen? Dat kan in ons online magazine Versterking van de sociale basis