Van de 540 duizend mensen die in armoede leven, had 31 procent met geregistreerde problematische schulden te maken in 2023. Dat komt neer op 163 duizend mensen. Bij mensen met een inkomen net boven de armoedegrens (1,2 miljoen) kwamen problematische schulden met 22 procent in verhouding minder vaak voor. Wel is het met 265 duizend een grotere groep. In de hele bevolking had 10 procent zulke schulden. Dit blijkt uit analyses van het CBS waarin voor het eerst problematische schulden gerelateerd zijn aan armoede.
Arme mensen hebben 3 keer zo vaak als gemiddeld te maken met problematische schulden, bijna-arme 2 keer. Vergeleken met 2021 is het aandeel met problematische schulden in beide groepen-en in de bevolking - toegenomen. De toename was iets groter bij de bijna-armen. Dit komt doordat problematische schulden veel voorkomen onder bijstandsontvangers (29 procent in 2023) en zij door de energietoeslag een groter deel zijn gaan uitmaken van de bijna-armen. Zo kwam de helft van de bijstandsontvangers die in 2021 arm waren in 2022 net boven de armoedegrens uit. Een jaar eerder was dat 30 procent.
Iemand is arm als in het huishouden na het betalen van de vaste lasten aan wonen, energie en zorg te weinig geld (inkomen, spaargeld of ander direct te besteden bezit) overblijft voor de andere basisbehoeften. Bijna-arm zijn de mensen in een huishouden met een inkomen tot 25 procent boven de armoedegrens en een te lage vermogensbuffer.
Of mensen horen tot een huishouden dat problematische schulden heeft, stelt het CBS vast met verschillende registraties. Het gaat onder andere om schulden bij de Belastingdienst, betalingsachterstanden geregistreerd bij het BKR, een betalingsachterstand bij de zorgpremie en achterstanden bij verkeersboetes.
Iemand heeft een langdurige probleemschuld als het huishouden drie jaar op rij te maken heeft met problematische schulden. In de arme bevolking had 21 procent problematische schulden in 2021, 2022 én 2023. In de bijna-arme bevolking kwamen langdurige problematische schulden met 16 procent iets minder vaak voor.
Huishoudens kunnen in meerdere schuldregistraties voorkomen. Dat is bij de helft van de bijna-arme mensen het geval, en bij 42 procent van de arme mensen. In de arme bevolking met problematische schulden had iets meer dan de helft een openstaande aanslag bij de Belastingdienst, 40 procent stond met een betalingsachterstand geregistreerd bij het BKR en een even groot deel had een betalingsachterstand bij de zorgpremie. Bijna-arme mensen hadden het vaakst te maken met een betalingsachterstand geregistreerd bij het BKR (42 procent). Daarna volgden een nog openstaande aanslag bij de Belastingdienst (36 procent) en achterstand bij het betalen van de zorgpremie (33 procent).
Voor driekwart van de armen en net zo veel bijna-armen was de vermogensbuffer (spaargeld en ander direct te besteden bezit) in het huishouden maximaal 25 procent van de armoedegrens in 2023. Dit betekent dat de meeste armen en bijna-armen nog geen drie maanden zonder inkomen kunnen overbruggen. Anders dan bijna-armen komen armen daarnaast inkomen tekort. Bijna 60 procent van de armen kwam maximaal 25 procent aan inkomen tekort vergeleken met de armoedegrens in 2023. Dat betekent dat zij voor drie maanden of minder inkomen tekort kwamen om het hele jaar op basisbehoeftenniveau te kunnen leven.
De cijfers van het CBS maken duidelijk dat problematische schulden verweven zijn met armoede, en steeds vaker langdurig aanhouden. Gemeenten kunnen meer inzetten op vroegsignalering, bijvoorbeeld door samen te werken met woningcorporaties, zorgverzekeraars en energiemaatschappijen om betalingsachterstanden snel te herkennen.
Ook is het belangrijk om hulp toegankelijk te maken voor mensen die net boven de armoedegrens leven, omdat ook zij met schulden kampen. Gemeenten kunnen hiervoor de schuldhulpverlening verbreden en versoepelen, zodat hulp niet pas beschikbaar komt bij crisissituaties. Verder is het verstandig om bewoners met weinig financiële buffer actief te wijzen op beschikbare regelingen, zoals bijzondere bijstand of gemeentelijke noodfondsen.
Voor gemeenten is het belangrijk ook hun eigen beleid en effectiviteit te blijven monitoren, bijvoorbeeld door lokale data te koppelen aan landelijke cijfers van het CBS. Zo kunnen zij gericht bijsturen en beter inspelen op de behoeften van inwoners met financiële problemen. Deze aanpak helpt niet alleen schulden te verminderen, maar voorkomt ook verdere sociale problemen, zoals stress, gezondheidsklachten en maatschappelijke uitval.