De Centrale Raad van Beroep oordeelt in zijn uitspraak van 26 mei 2015 dat het territorialiteitsbeginsel geen beletsel vormt om aan te nemen dat de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden van betrokkene.
Begin 2013 heeft betrokkene een woning geaccepteerd om zijn echtgenote en vier kinderen, die in Libanon wonen, naar Nederland te laten overkomen. Betrokkene heeft in februari 2013 bij appellant een aanvraag om bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend voor de kosten van de eerste huur, stoffering en inrichting van zijn woning. Betrokkene heeft aangevoerd dat hij destijds niet heeft kunnen reserveren, omdat hij zijn gezin in Libanon heeft moeten onderhouden. Daarnaast heeft hij ten behoeve van zijn oudste zoon aanzienlijke medische kosten gemaakt, waarvoor in Libanon geen vergoeding kon worden verkregen. De echtgenote van betrokkene heeft een nier afgestaan ten behoeve van dit kind. De kosten van deze niertransplantatie, de noodzakelijke medicijnen en de verdere medische behandeling van het kind zijn door betrokkene betaald. Daardoor was hij destijds niet in staat om te reserveren voor voorzienbare kosten zoals hier aan de orde. Bovendien heeft hij daarvoor schulden moeten maken, waardoor hij voor de kosten van inrichting van de woning geen lening heeft kunnen afsluiten.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat in de WWB geen steun is te vinden voor een analoge toepassing van het territorialiteitsbeginsel van artikel 11, eerste lid, van de WWB. Met de gevraagde bijzondere bijstand wordt beoogd te voorzien in de kosten van eerste huur, stoffering en inrichting van de woning van betrokkene in Nederland en niet, direct of indirect, in de medische kosten die betrokkene destijds ten behoeve van zijn zoon in Libanon heeft voldaan. De door betrokkene betaalde medische kosten zijn alleen de reden waarom hij niet heeft kunnen reserveren en geen lening voor de kosten van woninginrichting kan verkrijgen.Uitspraken: ECLI:NL:CRVB:2015:1607