Net als in de gemeente Zaanstad zet het Team Fraudebestrijding van de gemeente Tilburg een groot deel van zijn 30 medewerkers in deze crisistijd in op plekken waar de nood het hoogst is. Toch verliest teammanager Jan-Willem Sies ook de noodzaak om fraude tegen te gaan niet uit het oog. Graag deelt hij zijn ideeën om misbruik van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) te voorkomen en te bestrijden.
‘Laat ik beginnen om duidelijk te maken dat we mensen die het nodig hebben zo goed en zo snel mogelijk moeten helpen’, zegt Jan-Willem. ‘Die intentie verschilt niet van de reguliere uitvoering van de Participatiewet, Wmo en Jeugdwet.’ Jan-Willem tekent hierbij aan dat we – om het draagvlak voor ons sociale stelsel te behouden – moeten voorkomen dat bijstand en zorggeld in de verkeerde zakken terechtkomt. ‘Datzelfde geldt wat mij betreft voor de Tozo’, zegt Jan-Willem. ‘We zijn het de Nederlandse burger verplicht om misbruik zoveel mogelijk te voorkomen.’
Ongeveer 12 medewerkers uit het team van Jan-Willem ondersteunen het verantwoordelijke Team Ondernemersadvies bij de uitvoering van de Tozo. ‘Ik verwacht dat we in Tilburg zo’n 4500 aanvragen zullen krijgen. De vereiste snelheid bij de toekenningen maakt een gedegen onderzoek naar rechtmatigheid bij deze aantallen onmogelijk. We kijken natuurlijk wel naar de basale vereisten, zoals de datum van inschrijving bij de KvK. Klopt er iets niet, dan mailen of bellen we de ondernemer in kwestie om aanvullende of nieuwe informatie te vragen. En begrijp me niet verkeerd, ik vind dat we ondernemers, helemaal bij broodnood, zo snel mogelijk en vanuit vertrouwen moeten helpen. Maar toch zie ik – zonder dit proces te verstoren – kansen om misbruik tegen te gaan.’
Jan-Willem beseft dat de voornaamste controle achteraf zal plaatsvinden. Toch ziet hij ook aan de voorkant en tijdens het traject mogelijkheden. ‘Van een collega-gemeente hoorde ik dat ze bij de voormeldingen al bekenden voorbij zag komen. Die hadden zich net op tijd ingeschreven bij de KvK om in aanmerking te komen voor de Tozo. En zo zijn er meer risico-indicatoren. Denk aan mensen die de afgelopen jaren een fraudeonderzoek hebben gehad en aan meerdere aanvragen vanaf één adres. Of aan branches die voor de huidige regeling als risico kunnen worden aangemerkt. Op dergelijke zaken zou je een dagelijkse query kunnen draaien. Uiteraard in samenspraak met een ervaren data-analist om tot een beheersbaar aantal te komen. Enkele medewerkers voeren op deze aanvragen een korte, eerste check uit met behulp van bijvoorbeeld de BRP en Suwinet. Is er niets aan de hand, dan kan de aanvraag worden toegekend of doorlopen. Neemt de twijfel over rechtmatigheid juist toe, dan zal een – snel – verdiepend onderzoek plaatsvinden.’
Gevraagd naar meer voorbeelden van zaken die op onrechtmatigheid kunnen duiden, wijst Jan-Willem onder meer op het niet wonen op het inschrijfadres, bedrijven in branches die vermoedelijk nog omzet hebben, ‘bij-beroepen’ (zoals klussen als DJ), bankafschriften of KvK-uittreksels in vreemde vorm (zoals een Word-format), en een omzet die niet in verhouding staat tot de minimaal vereiste 1225 uur die een ondernemer jaarlijks aan zijn bedrijf moet spenderen.
Ook voor de controle achteraf ziet Jan-Willem veel heil in datasturing. ‘Daar ligt nog wel een uitdaging, omdat bijvoorbeeld de verrekening van inkomsten grotendeels na afloop plaatsvindt. De inkomsten uit de onderneming komen straks uit de IB-aangifte 2020. Omdat die niet is gespecificeerd per maand, is het mogelijk om te schuiven met de omzet om voor een Tozo-uitkering in aanmerking te komen. Deze vorm van fraude is vergelijkbaar met zwart werk. Omdat het in het verleden ligt, is dat niet of zeer moeilijk te achterhalen. Een dataset van de Belastingdienst en de KvK zou gemeenten erg helpen om achteraf effectief te kunnen controleren op zaken als te verrekenen inkomsten of onrechtmatigheid.’
Wat Jan-Willem ook ziet is dat het aantal aanvragen voor reguliere bijstand hard stijgt. ‘Dat zijn nu met name mensen met kortlopende contracten. De nieuwe regeling die maandag voor deze mensen is aangekondigd, verandert ook voor hen de spelregels. Zij hoeven tijdelijk niet aan de strenge eisen die voor bijstand gelden te voldoen. Maar met de verwachte economische gevolgen van de coronacrisis verwacht ik toch een aanhoudende hausse van bijstandsaanvragen, met alle gevolgen voor het BUIG-budget van dien.’
Een aantal medewerkers van Jan-Willem ondersteunt ‘de poort’. Ook hier is zijn credo: ‘Wees coulant, maar alert op misbruik’. ‘Waar we zowel hier als bij de uitvoering van de Wmo en de Jeugdwet tegenaan lopen, is dat we het fysieke contact met mensen missen. Lichaamstaal zorgt vaak voor een completer gevoel bij een cliënt. Toch zijn we zo alert mogelijk. In het verleden heb ik meegemaakt dat er vanwege een piek in de aanvragen heel wat cliënten minder gecontroleerd in de uitkering terechtkwamen. Dat heeft ons ruim twee jaar enorm veel werk gekost. In meer dan 70% van de vermoedelijke gevallen van onrechtmatigheid bleek hier inderdaad sprake van te zijn. Tegenover 50% in een normale situatie. Dat hopen we nu te voorkomen.’
Waar wel fysieke nabijheid plaatsvindt, is op de straat. Net als bij veel andere gemeenten ondersteunen toezichthouders en handhavers uit het sociaal domein de onderbezette boa’s op straat met het handhaven van de noodverordening. Hier ziet Jan-Willem, die zelf ook een weekend meeliep, warme contacten ontstaan. ‘Wat ik bij mijn collega’s en mezelf zie, is dat er enorm veel respect is voor het werk van de boa’s. We zien ook dat we veel kunnen hebben aan deze samenwerking. De boa’s zijn – ook in normale omstandigheden – toch de ogen en oren van de gemeente. Een voorbeeld? Boa’s weten dat er op een adres veel kamerbewoning is of dat er handel in tweedehandsspullen plaatsvindt. Heeft zo iemand ook een uitkering, dan kun je een gesprek met hem voeren om te kijken of hij in aanmerking komt voor de Bbz of dat hij de uitkering wellicht helemaal kan verlaten. Maar goed. Dat zijn uitdagingen voor morgen. Laten we er eerst voor zorgen dat we deze crisis zoveel mogelijk heelhuids doorstaan.’