De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak (1) van 24 augustus bepaald dat bij een uitkeringsgerechtigde die bijstand ontvangt, en die daarnaast inkomsten heeft, eerst moet worden gekeken hoe hoog dat inkomen wordt na aftrek van een genoten inkomensvrijlating.
Als het resultaat van die berekening lager uitvalt dan de toepasselijke bijstandsnorm, blijft een recht op, aanvullende, bijstand bestaan.
Dit standpunt van de CRvB heeft ingrijpende gevolgen voor de gemeentelijke uitvoeringspraktijk. Zo zullen ICT-systemen en beschikkingen moeten worden aangepast, zullen uitvoerings- en bijstandslasten voor gemeenten stijgen en zullen uitkeringsgerechtigden die (deeltijd)werk krijgen, langer bijstandsafhankelijk zijn, met alle daaraan verbonden verplichtingen.
Met het ministerie van SZW wordt inmiddels overleg gevoerd over de gevolgen van deze uitspraak voor de gemeentelijke uitvoeringspraktijk en de vraag hoe bestaande wetgeving en wetgevingsgeschiedenis tot deze interpretatie en uitleg door de CRvB heeft kunnen leiden.
(1) ECLI:NL:CRVB:2021:2146 - Centrale Raad van Beroep, 24-08-2021 / 19/1456 PW