Tijdens de zitting in kort geding op 10 september heeft de VGN met stevige taal haar eis kracht bijgezet voor reële tarieven in het Wlz-inkoopbeleid 2021-2023 van de zorgkantoren. Samen met vier andere partijen, die in totaal 75 zorgaanbieders in de gehandicaptenzorg, GGZ en ouderenzorg vertegenwoordigden, probeerde de VGN de voorzieningenrechter te overtuigen dat een eenzijdige afslag van 6 procent van het NZa maximum tarief ontoelaatbaar is. De uitspraak volgt naar verwachting op 8 oktober.
De zorgkantoren hebben de VGN en haar leden met het inkoopbeleid 2021-2023 overvallen, opende advocaat mr. Joris Rijken namens de eisende aanbieders. ‘We zijn pas in een laat stadium plotseling geconfronteerd met nieuw, eenzijdig opgesteld beleid. Een daadwerkelijke dialoog was op dat moment al niet meer mogelijk. De kern van het nieuwe beleid stond vast en was niet onderhandelbaar. Een uitgestoken hand werd genegeerd.’
Het Nederlandse zorgstelsel staat volgens de eisende partijen op langere termijn voor uitdagingen op het gebied van kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg. Dat op zichzelf wordt door de branches en aanbieders niet betwist. Wel dat het om die reden nu nodig is een verdere tariefkorting van 4 naar 6 procent door te voeren. Er is op aangedrongen om het huidige inkoopbeleid nog een jaar te continueren. Hierdoor zou ruimte ontstaan om over de vervolgjaren te overleggen.
‘Er is sprake van een eenzijdig opgelegde, forse koerswijziging,’ pleitte Rijken. ‘Het betekent een lager basistarief en plannen indienen om voor een opslag in aanmerking te komen. Maar welk onderzoek ligt ten grondslag aan het basistariefpercentage van 94 procent? Er wordt ons gevraagd om te tekenen bij het kruisje voor een inkoopkader voor drie jaar. Terwijl we alleen weten wat dit betekent in het overgangsjaar 2021. Want voor 2022 en 2023 houden de zorgkantoren de kaarten nog tegen de borst. Intussen wordt een zeis van -6 procent gehaald over de gehele akker van de Wlz.…’
Zorgaanbieders worden volgens de eisende partijen dus opgezadeld met het schrijven van allerlei plannen, waarmee opslagen kunnen worden verdiend. ‘Die weer niet kunnen worden ingezet voor zorgverlening, terwijl er onzekerheid blijft bestaan over de vergoeding van investeringskosten. Daarbij, de zorgkantoren hebben een beroerde timing: het nieuwe beleid is middenin de corona-pandemie gepresenteerd en brengt extra administratieve belasting met zich, die wordt veroorzaakt bij het maken en uitwerken van de genoemde plannen.’
De zorgkantoren reageerden dat er volgens hen helemaal geen probleem is. Zorgaanbieders hoeven immers geen contract te sluiten met het zorgkantoor. Contractsvrijheid is het uitgangspunt. Dit is echter een farce, bepleitten de aanbieders. ‘Dat zou betekenen dat cliënten op straat komen te staan als zorgaanbieders noodgedwongen besluiten om géén contract te sluiten met het zorgkantoor.’
Daarnaast stellen de zorgkantoren dat zij geen aanbestedende dienst zijn. ‘Zorgkantoren voldoen niet aan de criteria van een publiekrechtelijke instelling. Daaruit trekken wij de conclusie dat ze bij het vaststellen van de tarieven niet gebonden zijn aan de aanbestedingsregels,’ aldus hun raadsman. ‘Dit ontheft hen van de verplichting om het tariefpercentage van 94 procent cijfermatig te onderbouwen of aan te tonen dat het tariefpercentage kostendekkend is.’
De zorgkantoren verdedigden zich verder door de naar hun mening rechtmatige differentiatie in tariefvorming toe te lichten. ‘Tariefdifferentiatie wordt gematigd ingezet en beloont koplopers, terwijl het achterblijvers stimuleert. Het is ook een manier om grote problemen die de Wlz tegemoet ziet, het hoofd te bieden. En het leidt tot veranderend zorggedrag en betere kwaliteit van zorg. De minister liet zich er ook positief over uit: prijsdifferentiatie stimuleert zorgaanbieders om doelmatiger te werken. Het is een belangrijk instrument om kwaliteitswinst te boeken, met de cliënt als winnaar. Zonder differentiatie lopen de wachtlijsten op. De opslag van twee procent kan snel worden verdiend.’ Van een drastische koerswijziging is volgens de zorgkantoren dan ook geen sprake.
De zorgaanbieders stellen zich op het standpunt dat de zorgkantoren gehouden zijn reële tarieven te vergoeden, die gebaseerd zijn op zorgvuldig onderzoek. ‘Dit is echt iets anders dan dat de zorgkantoren geen differentiatie mogen toepassen.’
De dupliek van de zorgkantoren leverde gefronste wenkbrauwen op bij de delegaties van de aanbieders. Direct na de zitting stond bij de VGN-vertegenwoordiging één vraag centraal: waarom bleef aan de zijde van de zorgkantoren een onderbouwing van het gekozen beleid achterwege? Na een zitting van vijf uur hadden de zorgkantoren die verklaring nog steeds niet afgegeven…
Even daarvoor had de voorzieningenrechter zijn conclusies getrokken. Na twee termijnen vol emotioneel pleidooi vroeg hij vooral om tijd. ‘De standpunten zijn helder naar voren gebracht. We zijn goed geïnformeerd. We moeten er nu echt even induiken, gaan schrijven en daarop reflecteren. Ik begrijp dat partijen sneller een uitspraak willen, maar dit kost even wat inspanning.’