Wie kan zich niet de beelden uit de serie ‘Schuldig’ herinneren van de scène waarin Ron, Ramona en hun kinderen hun huis uitgezet werden vanwege een forse huurachterstand? Of van Ditte die bijna huilend uitriep: “iedereen verdient geld aan mij; iedereen!”. Steeds meer professionals in het ‘sociale domein’ weten dat schulden grote effecten hebben op menselijk denken en doen. Dachten velen vroeger dat schulden en armoede vooral gevolg zijn van verkeerd menselijk gedrag en onverstandige of zelfs ‘domme’ prioriteiten, sinds het verschijnen van het boek ‘Schaarste’ dringt het besef door dat het eerder omgekeerd is (Mullainathan & Shafir, 2013). Armoede en schulden en het daarmee gepaard gaande gebrek aan geld leiden tot gedrag waarbij de korte termijn centraal staat. Lange termijn oplossingen worden daaraan ondergeschikt.
Het gebrek aan geld als gevolg van langdurige armoede, al dan niet veroorzaakt door schulden, leidt tot een situatie waarin het dagelijks handelen in sterke mate bepaald wordt door juist dat gebrek aan geld en het streven daarmee om te gaan. We zijn in eerste instantie wellicht geneigd enigszins bewonderend naar dat ‘coping gedrag’ te kijken. Het kunnen omgaan met zo’n moeilijke situatie vinden we ‘knap’, ‘dapper’ of getuigen van enorm doorzettingsvermogen. Tot op zekere hoogte is dat natuurlijk ook zo.
Er zijn mensen die het uitproberen om een tijd van een absoluut minimumbedrag te leven, zoals Maaike Neys die daar ook een blog over schreef. Haar relaas illustreert fraai tegen welke ingewikkelde afwegingen je aanloopt, zeker wanneer je zoals zij ook nog eens kinderen hebt. In de eerste week liep ze al tegen de lamp omdat ze aan het begin van de week haar kinderen een ijsje had gegeven. Dat leverde aan het eind van die week een gat op dat ze alleen met ‘brood zonder beleg’ weer enigszins kon inlopen.
Maar wat gebeurt er wanneer het niet om 100 dagen gaat zoals bij Maaike, maar om een jaar of nog langer. Dan ga je vanzelf tegenvallers tegenkomen. Een onverwacht hoge afrekening van gas en licht, een eigen risico van de zorgverzekering waar je niet op gerekend had, een fiets die kapot gaat, kinderen die grotere schoenen nodig hebben, et cetera. Het aantal huishoudens dat daarmee te maken heeft, beloopt vele honderdduizenden. Zij leven van een inkomen rond de armoedegrens en dan gebeurt er iets waarop zij niet gerekend hebben en waar zij ook geen buffer voor hebben. Het Nibud stelt dat een kwart van de Nederlandse huishoudens geen spaargeld achter de hand heeft om tegenvallers op te vangen, terwijl dat aandeel onder gezinnen met een netto huishoudinkomen tot € 1.750 zelfs 40% is.
Met name voor die laatste groep wordt het risico op tegenvallers steeds groter. De vaste lasten stijgen de afgelopen jaren structureel: energie wordt duurder, de zorgkosten stijgen en wonen wordt – zeker in de grote steden – ook steeds duurder. Tegelijkertijd staat de koopkracht van de lagere inkomens en uitkeringen al jaren onder druk. Lonen aan de onderkant stijgen niet vanwege enerzijds de grote concurrentie juist op dit segment van de arbeidsmarkt. Niet zelden zijn betrokkenen aangewezen op tijdelijk werk, min of meer gedwongen zzp-constructies en periodieke overgangen tussen banen of zelfs tussen betaald werk en een uitkering. Juist die overgangen leiden weer vaak tot gaten in het inkomen die weer kunnen leiden tot onbetaalde rekeningen.
Er is derhalve onder de lage inkomensgroepen sprake van een situatie waarin weinig perspectief bestaat op een structurele verbetering, noch op inkomensgroei noch op daling van de vaste kosten. De spanning tussen inkomen en uitgaven en daarmee het risico op betalingsachterstanden en schulden lijkt daarmee eerder een structurele dan een tijdelijke omstandigheid te zijn. Tel daarbij op de vaak zwakkere positie die betrokkenen hebben vanwege persoonlijke omstandigheden (laaggeletterdheid, verstandelijke beperkingen, zwakkere gezondheid, zwakker netwerk, et cetera) en het perspectief op een stabiel leven is op z’n zachtst gezegd minder gunstig. In deze situatie kennen velen immers bovendien een vrijwel constante stress rondom financiën.
Het zou goed zijn wanneer we erkennen dat het ontbreken van enige zekerheid over de materiële basisvoorzieningen de mogelijkheden van mensen om zichzelf op andere terreinen te versterken en te ontwikkelen fundamenteel ondergraaft. Dat zouden we doen door mensen het recht te geven op materiële veiligheid en daarmee bestaanszekerheid. Weliswaar stelt Artikel 20 van de Grondwet “Nederlanders hier te lande, die niet in het bestaan kunnen voorzien, hebben een bij de wet te regelen recht op bijstand van overheidswege.” Maar dat is inmiddels een onvoldoende garantie gebleken voor het voorzien in een situatie van materiële veiligheid. Daarom zou erkend moeten worden dat het bieden van materiële c.q. financiële veiligheid een zorg voor ons allen moet zijn en dus van de overheid.
De maatschappelijke kosten van het niet garanderen van deze veiligheid zijn immers veel te groot. In die zin zou het garanderen van de materiële veiligheid van huishoudens een verantwoordelijkheid van burgers zelf, maar ook van de overheid moeten zijn. Financiële en materiële veiligheid is namelijk – zo leren we uit het meest recente onderzoek over armoede en schulden – een basisvoorwaarde voor mensen om zich te kunnen ontwikkelen en een bijdrage te kunnen leveren aan de maatschappij. In die zin is het zorgdragen voor deze vorm van veiligheid van burgers ook een investering in de maatschappij.