De rechtbank spreekt een 59-jarige vrouw uit Beneden-Leeuwen vrij van het plegen van bijstandsfraude. Een 60-jarige man uit Beneden-Leeuwen wordt in dezelfde zaak door de rechtbank vrijgesproken van het voordeel trekken van deze fraude.
De man en vrouw woonden al lange tijd samen in 1 woning. De vrouw ontving enkele jaren een bijstandsuitkering als alleenstaande. Het Openbaar Ministerie verweet de vrouw dat zij de uitkering ten onrechte ontving, omdat zij een gezamenlijk huishouding had met de man en dit opzettelijk niet meldde aan de gemeente. De vrouw zou de gemeente niet hebben ingelicht over haar woonsituatie, terwijl zij daar volgens de wet wel toe verplicht is. De man werd verweten dat hij van de uitkering van de vrouw profiteerde, omdat hij in haar woning verbleef en van de voorzieningen in de woning gebruik maakte. Dit terwijl die werden betaald door de onterecht verkregen uitkering van de vrouw.
De rechtbank oordeelt dat de vrouw inderdaad een gezamenlijke huishouding had met de man. Maar dat zij dit niet meldde aan de gemeente kan niet worden aangemerkt als het opzettelijk nalaten van het verstrekken van informatie. De gemeente was namelijk zelf na onderzoek en een onaangekondigd huisbezoek - waarbij de vrouw informatie verstrekte - van oordeel dat geen sprake was van een gezamenlijke huishouding en zette de uitkering voort. Pas jaren later nam de gemeente een ander standpunt in.
Voor de periode vóór dit huisbezoek bevat het strafdossier volgens de rechtbank onvoldoende bewijs voor bijstandsfraude. De man wordt door de rechtbank ook vrijgesproken nu niet kan worden bewezen dat de vrouw haar uitkering ontving door het plegen van een misdrijf.
De rechtbank oordeelt verder dat een deel van de strafbare feiten van de man en de vrouw zijn verjaard. De feiten zijn te oud, waardoor het Openbaar Ministerie voor een deel van de ten laste gelegde periode niet-ontvankelijk is in de strafvervolging.