Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Waarom financieren we de Jeugdwet anders dan de Wet op de Jeugdzorg?

In het voorbije tijdperk van de Wet op de Jeugdzorg werd de financiering van de jeugdzorg geregeld door de Provincies en grootstedelijke regio’s. Ik werkte in die tijd bij de provincie Noord-Holland en zorgde ervoor dat de regionale jeugdzorgaanbieders, de Landelijk Werkende Instellingen, gemeenten (voor (preventieve) jeugdzorg projecten) en kleinere aanbieders voor jeugdzorg, projecten, AKJ en NVP werden betaald.

30 april 2021

Hoe? Nee, niet via inkoop en allerlei omslachtige en tijdrovende aanbestedingsprocedures, maar gewoon via subsidies. Ik gaf ruim € 100.000.000,00 (je leest het echt: ruim honderd miljoen euro) met subsidies uit. Niet via een factuur, maar gewoon op basis van de jaarrekening en een door de accountant goedgekeurd overzicht van het aantal cliënten die via de verschillende soorten zorgvormen/behandeling waren geholpen of aan het einde van het jaar nog in zorg zijn.

Mijn werkzaamheden (36 uur) bestonden kortgezegd gezegd uit:

1) subsidieverordening opstellen,

2) overleggen met zorgaanbieders en gemeenten, en

3) subsidieaanvragen, -wijzigingen en -vaststellingen, inclusief jaarrekeningen, beoordelen en daarop beslissen.

Bij deze werkzaamheden werd ik ondersteund door een collega op de juridische afdeling, die mijn conceptverordening beoordeelde, mijn financiële collega’s die nog eens narekende wat ik had opgeschreven en een financiële collega die de betalingen in het systeem zette.

Dan had ik ook nog 5 (fte) collega’s bij de afdeling beleid die veel gesprekken met de zorgaanbieders en gemeenten hadden om (maatschappelijke) trends en wensen (zoals afbouw residentiële jeugdzorg) in de gaten te houden en die te bespreken. Ook bespraken zij, samen met mij, met de aanbieders de voortgang van de subsidie in relatie tot de geholpen cliënten en de cliënten die op de wachtlijst stonden. Dus al met al grofweg 7 fte’s.

Met een tussenstop kwam ik bij de gemeente, de Jeugdwet was ingevoerd dus stonden zij aan het roer, want alles moest beter dan hoe het ging. Alleen wat ik zag ik tot mij schrik?

  • Uurtje factuurtje, voor iedere cliënt moet een factuur gestuurd worden en bij ieder uur moet verantwoord worden welk opleidingsniveau die heeft gemaakt. Dat kost een batterij aan administratief medewerkers om dat te controleren, in te boeken en uit te betalen;

  • Een batterij aan medewerkers die de toegang(spoorten) tot de jeugdhulp bewaakten. Pennen werden kapot geschreven aan plannen van aanpak voor de hulpvraag en de doelen die behaald moesten worden. Zij bepaalde vervolgens ‘de waarde’ van de jeugdige. En dat hele pakket wordt dan bij de volgens de gemeente passende zorgaanbieder neergelegd, met de mededeling aan welke doelen gewerkt moet worden en hoeveel dat maximaal mag kosten.
    En waarom eigenlijk? De gemeente heeft niet de plicht om een plan van aanpak te schrijven, dat is een plicht voor de jeugdhulpaanbieder omdat die, zo vindt ook de wetgever, de aangewezen partij is om dit te kunnen en te doen zij kennen tenslotte ook hun eigen instelling en de (on)mogelijkheden daarbinnen en daarbuiten.

  • 5 (fte) jeugd(hulp) beleidsmedewerkers, en

  • Een nieuw inkoopteam van ongeveer 3 (fte) vanwege de aanbestedingen, en een advocaat die adviseerde.

Het valt niet op twee handen en voeten te tellen hoeveel fte’s dat zijn, en dan heb ik het nog maar over één gemeente in de provincie Noord-Holland!

Gaandeweg kwam hierin verandering, want:

Inkoop werd steeds belangrijker (gemaakt), dus werd er een oplossing bedacht: een speciale regionale inkooporganisatie die voor zeven gemeenten zou gaan inkopen met elf medewerkers alleen voor jeugdhulp.

De administratie liep de spuigaten uit. Al die facturen van al die aanbieders was een enorm gedoe, zeker wanneer er meerdere aanbieders bij één jeugdige betrokken waren. Dus werd de oplossing bedacht dat er maar één aanbieder per jeugdige een factuur mag indienen bij de gemeente. Zijn er meerdere aanbieders, dan moet de ‘hoofdaannemer’ maar afspraken maken met de overige aanbieders (‘onderaannemers’) over welke kosten zij maken. Dat moet de hoofdaannemer dan verwerken in zijn eigen administratie en ook die onderaannemer betalen voor zijn geleverde diensten. En vervolgens zelf een totaal factuur sturen aan de gemeente die dat dan weer betaald aan de hoofdaannemer. Tja, dat niet iedereen dit gelijk snapte en daardoor de administratief medewerkers de hele dag aanbieders moest terugmailen dat de factuur niet in behandeling werd genomen (“maak eerst maar uit wie de hoofdaannemers zijn” of “ga maar naar de hoofdaannemer met de factuur”) was een kinderziekte.

En wat gebeurde er bij de zorgaanbieders?

Zij kregen een personeelsprobleem want gemeenten, met andere/betere (?) arbeidsvoorwaarden, waren druk bezig om de professionals die met de handen aan het beroemde bed stonden naar zich toe te trekken en aan te nemen.

Zij kregen een jeugdige met een bepaalde waarde en plan van aanpak met te behalen doelen, alleen sloot (en sluit) dat vaak niet aan bij hun bevindingen en wettelijk verplicht opgestelde plan van aanpak.

Zij moesten ineens een omvangrijk facturatiesysteem opzetten, gekoppeld aan jeugdigen en het opleidingsniveaus van de medewerkers. Überhaupt moest hun hele financiële systeem moest op de schop, want iedere gemeente wilde iets anders.

Zij moesten zorgverkoopmedewerkers aannemen om de aanbestedingsprocedures te kunnen begeleiden en contacten te onderhouden met de gemeenten, want iedere gemeente beslist en wil iets anders.

Binnen een zorgaanbieder die werkzaam is binnen meerdere (regio)gemeenten moeten allerlei processen beschreven worden en opleidingen gegeven worden aan medewerkers, omdat zij zich aan andere regels moeten houden wanneer een jeugdige uit gemeente X ten opzichte van gemeente Y komt.

Wanneer je een grotere aanbieder bent en/of meer specialistischere zorg verleend wordt die standaard door de gemeente gebombardeerd als hoofdaannemer. Daarmee zorgt de gemeente ervoor dat die aanbieder altijd meer overheadkosten heeft; die moet tenslotte een medewerker hoofd- en onderaannemerschap aannemen, afspraken maken met de onderaannemer, facturen van de onderaannemer nakijken op de regels van de betreffende gemeente, de factuur inboeken, uitbetalen en opnemen in de totaal factuur.

Al die werkzaamheden vond de gemeente te veel administratieve rompslomp.
Én daarmee zorgt de gemeente, naar mijn mening, ook voor een oneerlijke (financiële) concurrentie. De kleinere aanbieder of de aanbieder die ‘gewone’ (specialistische) zorg verleent, wordt nooit hoofdaannemer gemaakt door de gemeente en hoeft die kosten die horen bij een hoofdaannemer dus niet te maken.

Verplicht ondersteunend personeel aannemen is het gevolg voor een grotere en/of meer specialistische aanbieder van het gedrag van de gemeente. De gemeente dwingt die aanbieder tot een hogere overhead.

Er worden eisen gesteld aan de zorgaanbieder die geen basis of grondslag hebben in een wet. Ook worden wettelijke verplichtingen aangescherpt terwijl er in die wet helemaal niet staat dat de gemeente de mogelijkheid heeft of de wet aan te scherpen.

Neem de Verklaring Omtrent Gedrag (VOG), even los van de maatschappelijke wenselijkheid. In de jeugdwet staat (Artikel 4.1.6) dat de jeugdhulpaanbieder in het bezit moet zijn van een verklaring omtrent het gedrag van haar medewerkers die, kort gezegd, jeugdhulp verlenen. Op het moment van indiensttreding mag die VOG niet ouder zijn dan drie maanden. Daarna is geen VOG meer nodig, tenzij er redelijkerwijs een vermoeden is dat een medewerker niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van die verklaring. De eis van sommige gemeenten dat de aanbieder er jaarlijks of driejaarlijks voor moet zorgen dat er nieuwe VOG aanwezig zijn van de medewerkers, is dus simpelweg niet toegestaan. De wet staat dit niet toe.

Maar wat mij het meeste steekt als mens, als betrokken burger en als geïnteresseerde in de jeugdzorg en Jeugdwet; hoe is dit mogelijk?

Je ziet het onder je ogen gebeuren dat dit niet goed gaat, en toch schreeuwen gemeenten van de daken dat ze te weinig geld overhouden, na aftrek van hun jeugdhulp overhead die aanzienlijk hoger is dan het onder de Wet op de Jeugdzorg was, voor de bekostiging van de jeugdhulp oftewel de zorg zelf.

Er wordt geroepen dat de zorg te duur is, en dan met name de overhead, waardoor minder jeugdigen geholpen kunnen worden. Is die dure zorg en hoge overhead nu juist niet gecreëerd? Wanneer stoppen we met aanpassen van wat niet goed is en starten we met het bedenken van een systeem dat vanuit voor die jeugdige en vanuit vertrouwen wordt gemaakt?

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.