Hoe kan architectuur bijdragen aan de gezondheid en het geluk van mensen met dementie? En een inclusieve, op participatie gerichte samenleving bevorderen? Jarno Nillesen van Wiegerinck heeft daar een heldere visie over. Hij verwerkte deze thema's voor zorgorganisatie Vilente in het ontwerp van 120 appartementen voor mensen met dementie.
De Nieuwe Klinkenberg in Ede heeft woongroepen voor tien bewoners met tweekamerappartementen, eigen sanitair en een ‘buurtkamer’ voor ontmoeting. De vier gebouwen staan rond een binnentuin midden in een woonwijk. Doorgangen verbinden de binnentuin met de omgeving, nodigen uit tot een wandeling en geven zo aanleiding tot ontmoetingen, participatie en sociale samenhang tussen mensen.
‘De trend naar kleinschaligheid in de zorg is al een tijd bezig en zet door. Daarnaast zie je een nieuwe trend waar grootschaligere groepen van 20 tot 30 bewoners op één verdieping van alles kunnen beleven. Maar als de schaal groter wordt, is het moeilijker om het groepswonen in de samenleving te integreren’, zegt Nillesen. Hoe groter de organisatie is, hoe meer gevoelens van anonimiteit het oproept, vindt hij. ‘Mensen denken dan eerder dat de grote organisatie alles wel zal regelen. Dan voel je je niet geroepen om zelf iets te gaan doen. Je voelt je niet verantwoordelijk.’ Het is moeilijk om te bepalen wat de juiste schaal is. Zijn dat woningen voor 6, 8, 12 bewoners?’
Volgens de bevlogen architect is het belangrijk dat bewoners zoveel mogelijk een gevoel van ‘thuis’ervaren. Dat verschilt per bewoner. ‘Uit een evaluatie van ’t Loug, kleinschalige zorgwoningen voor 7 mensen met dementie in Delfzijl blijkt dat de locatie voor sommigen enorm geschikt is maar voor mensen die meer prikkels nodig hebben niet. ’Er is geen standaard.’ Hij schreef het boek Dimensies voor dementie, een leidraad voor ontwerpers en opdrachtgevers dat vooral mogelijkheden laat zien die opdrachtgevers en ontwerpers kunnen aanzetten tot discussie en nadenken over wonen voor mensen met dementie. ‘Belangrijk is dat mensen steeds meer en beter nadenken over de belevingswereld van mensen met dementie.’
Nillesen streeft in zijn werk naar het ‘atomiseren’ van het verpleeghuis. ‘Ik bedoel daarmee dat je een verpleeghuis kunt opsplitsen in kleinere gebouweenheden. Dan voel meer je eigen plek in het grotere geheel. Volgens hem hebben grote zorgorganisaties moeite met het maken van deze omslag. Ook omdat ze vaak in het bezit zijn van grote gebouwen. Bij het project dat hij nu met Vilente in Ede uitvoert, is de omslag heel goed gelukt. ‘Wij hebben een mooie locatie, dichtbij het centrum. Het gaat daar echt om het wonen.'
De buurtkamer is dé plek om elkaar te ontmoeten. Het heet expres geen ‘huiskamer’ maar ‘buurtkamer’ om mensen uit te nodigen bij elkaar te komen. Als er in de ene buurtkamer muziek wordt gedraaid waar je niet van houdt, kun je naar de andere buurtkamer toegaan. Er is bewust voor gekozen de kwaliteit ten goede te laten komen aan het wonen. Er zijn om die reden geen grote collectieve voorzieningen, geen restaurant en geen therapiezaal. Er is een hotel in de buurt waar bewoners hun verjaardag kunnen vieren of een ijsje kunnen gaan eten met kleinkinderen. ‘Familielieden kunnen de bewoner meenemen naar de stad om rond te kuieren. Zo krijg je andere leefpatronen.’
In Keulen heeft Nillesen tijdens de studiereis die het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg naar Duitsland heeft georganiseerd het woonproject ‘Goldies vom grünen Weg’ bezocht. De woongroep met acht mensen met dementie vormt een actieve gemeenschap. Er wordt samen gegeten, samen tv gekeken, spelletjes gedaan, gekookt en feest gevierd. ‘Deze gemeenschap is echt geïntegreerd in de buurt. Dat is inspirerend’, aldus Nillesen. Net zoals wijken Vauban en Rieselfeld in Freiburg waarbij veel werd gehecht aan het creëren van mogelijkheden voor ‘toevallige ontmoetingen. 'Tuinen, honden, nestkastjes, een gemeenschappelijke fietsenstalling enzovoort geven aanleiding om een gesprek te beginnen.'
Nillesen wil mensen bij elkaar brengen op eenvoudige manieren. ‘Een architect kan hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Door de openbare ruimte zo te ontwerpen dat mensen elkaar ontmoeten.’ Nillesen haalt nog meer inspiratie uit Duitsland. ‘Ik vind het interessant dat mensen in Duitsland meer gewend zijn om samen in de buurt actief te zijn. Neem nu café Hirschbräu in het dorpje Hirschlanden. Het dorp liep leeg, jongeren trokken weg. De overgebleven dorpsbewoners starten een brouwerij en een café. Er is iedere week een aantrekkelijke nieuwe menukaart. Het is zo succesvol dat je ruim op tijd moet reserveren. Er gebeurt nu weer wat in het dorp. Ook de jongeren zijn teruggekomen. ‘Je moet het samen wíllen organiseren.’ In Duitsland ziet hij dat buurtbewoners bloemenperken van zorgorganisaties ‘adopteren’ en er samen voor gaan zorgen. Dat is een mooie manier om zo’n organisatie te verbinden met de buurt. Het heeft zeker te maken met ‘schaalgrootte’. ‘Als een zorgorganisatie in de buurt is, dan staat en voelt het letterlijk en figuurlijk dichterbij.’