Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) informeert de Tweede Kamer over de stand van zaken voortgang energietoeslag.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2022
Op 29 juni a.s. behandelt uw Kamer de wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen. Kamerstuk 36 057.
Stand van zaken energietoeslag
Allereerst wil ik u op de hoogte brengen van de stand van zaken in de uitvoering van de energietoeslag. Ik ben gemeenten erkentelijk dat ze op mijn verzoek de uitvoering van de energietoeslag voortvarend ter hand hebben genomen. Gemeenten hebben hierbij wel aangegeven dat zij een generieke maatregel vanuit het rijk een betere oplossing hadden gevonden. Voor zover ik weet hebben nagenoeg alle gemeenten inmiddels de toeslag overgemaakt naar de huishoudens die men al in beeld had vanuit bijvoorbeeld een Participatiewet-uitkering of andere inkomensondersteuning. Op dit moment zijn gemeenten druk met de uitkering aan huishoudens die via een aanvraag voor de toeslag in aanmerking komen.
Gemeenten berichten mij dat er vele aanvragen zijn en dat ze hun best doen om de huishoudens te bereiken die er mogelijk voor in aanmerking komen. De inzet is erop gericht het gebruik van de eenmalige energietoeslag te maximaliseren. Gemeenten zetten hierbij acties in om huishoudens attent te maken op de energietoeslag. Naast hun eigen voorlichtingscampagnes houden gemeenten bijvoorbeeld inloopspreekuren om mensen te helpen bij het doen van een aanvraag en zetten zij energiecoaches in die de energietoeslag en andere regelingen promoten.
Organisaties, die in contact staan met huishoudens met een laag inkomen, hebben begin juni een toolkit ontvangen om hun achterban te attenderen op de eenmalige energietoeslag. Ook gemeenten zetten informatiecampagnes op, organiseren inloopspreekuren in de wijk en benaderen andere partijen (bijvoorbeeld ouderenorganisaties) om de energietoeslag meer bekendheid te geven. De informatievoorziening van de Nederlandse Schuldhulp Route/Geldfit is hierbij ook belangrijk. Er is nog geruime tijd om de energietoeslag aan te vragen.
Ik heb er dan ook vertrouwen in dat het bereik van de energietoeslag hoog zal zijn.
Mijn beeld is ook dat de verschillen in de uitvoering tussen gemeenten zijn afgenomen sinds het kabinet de gemeenten de middelen beschikbaar heeft gesteld waarmee de volledige doelgroep van huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum de toeslag kan krijgen. Uit een beperkte steekproef van Divosa komt het volgende beeld naar voren:
een klein aantal gemeenten kiest ervoor het bedrag gespreid uit te betalen, variërend van twee betalingen in voor- en najaar tot een bedrag per maand voor de rest van het jaar.
ca. driekwart van de geënquêteerde gemeenten hanteert 120%, op een enkele uitzondering na hanteert de rest een hogere grens, oplopend tot 140% van het sociaal minimum.
ca. één op de vijf gemeenten keert een bedrag hoger dan € 800 uit. Sommige gemeenten hanteren een ander, lager bedrag voor de doelgroepen boven 120% van het sociaal minimum.
er is een beperkt aantal gemeenten dat én een hogere grens van het sociaal minimum hanteert én een hoger bedrag uitkeert als energietoeslag;
De enkele gemeenten die een lagere grens dan 120% van het sociaal minimum hanteren zijn hierop op mijn verzoek aangesproken door de VNG.
Gemeenten geven aan dat het afhandelen van de individuele aanvragen tijd in beslag neemt. Omdat deze inwoners niet bekend zijn bij de gemeente, moet er een aanvraag gedaan worden (aanvraag bijzondere bijstand met bepaalde voorwaarden). Gemeenten geven aan dat gegevens die aangeleverd worden regelmatig niet kloppen of onvolledig zijn. Dit zorgt voor vertraging in de afhandeling. Gemeenten geven aan dat ze moeite hebben om de uitvoering rond te krijgen. Gekwalificeerde consulenten om de individuele aanvragen af te handelen zijn schaars. En gemeenten hebben nieuwe taken gekregen bij tijdelijke uitvoeringsvragen naar aanleiding van de afgelopen crises (TONK, Tozo, leefgeldregeling voor Oekraïense Ontheemden, ondersteuning gedupeerde ouders Toeslagenaffaire) waardoor de uitvoeringscapaciteit de afgelopen twee jaren onder hoge druk staat.
Om de uitvoering zoveel mogelijk te uniformeren heb ik in samenspraak met de VNG een richtlijn opgesteld waar gemeenten gebruik van kunnen maken. In deze richtlijn wordt gemeenten geadviseerd om studenten de toeslag niet via de categoriale bijzondere bijstand toe te kennen. Daarmee is niet gezegd dat er geen nood onder studenten bestaat of dat deze nood niet serieus genomen wordt. De woonsituatie van studenten is echter heel divers ook voor wat betreft de energiekosten:
Ongeveer de helft van de studenten woont nog thuis bij de ouders en heeft dus geen eigen energierekening;
Voor een aanzienlijk deel gaat het bij uitwonende studenten om kamerbewoners, met een huurprijs inclusief energiekosten;
Vanwege deze diversiteit in woonsituatie is voor studenten de individuele bijzondere bijstand een geschikter instrument dan de categoriale bijzondere bijstand. Studentenhuishoudens die in ernstige financiële nood dreigen te raken kunnen een aanvraag voor bijzondere bijstand indienen bij de gemeente die deze aanvraag zal toetsen aan het gemeentelijk beleid voor de energietoeslag en de voor de individuele bijzondere bijstand geldende regels. Daarmee komt deze ondersteuning terecht bij studentenhuishoudens die het daadwerkelijk nodig hebben.
Verdere aanpak (energie)armoede
Naast de energietoeslag heeft het kabinet ook € 300 miljoen uitgetrokken om de huishoudens die het hardst worden getroffen door de gestegen energieprijzen en in slecht geïsoleerde woningen wonen, te helpen met het nemen van kleine en grote energiebesparende maatregelen om het energieverbruik te verlagen.
De maatregelen waar de middelen aan besteed mogen worden, variëren van het geven van energiebespaaradvies tot het nemen van spouwmuurisolatie.
Samen met de minister voor Klimaat en Energie (KE) en de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) zet ik mij in om de gevolgen van de gestegen energielasten voor huishoudens te beperken. Energiearmoede kan namelijk niet één-dimensionaal benaderd worden; het is belangrijk om zowel op Rijksniveau als op decentraal niveau het fysieke en sociale domein bij elkaar te brengen. Graag wil ik in dit kader dan ook de samenwerking met en inzet van andere overheden benadrukken.
Zo spreek ik bijvoorbeeld eind juni samen met de minister voor KE met een groot aantal energieleveranciers over hoe we de betalingsproblemen voor huishoudens in een kwetsbare positie door de gestegen energierekening zo veel mogelijk kunnen dempen.
De minister voor VRO heeft een aantal programma’s van de Nationale Bouw- en Woonagenda gelanceerd met onder meer als doel dat een betaalbare en geïsoleerde woning in een leefbare wijk voor iedereen, ook voor kwetsbare groepen, reëel is. De agenda raakt de bestaanszekerheid direct en draagt bij aan het wooncomfort, de gezondheid én het verlagen van de energierekening.
De hoge energieprijzen werken ook op andere terreinen door. Het kabinet heeft bij het maken van haar plannen rondom het armoedebeleid aandacht voor de bestaanszekerheid, zoals ook al te lezen was in het coalitieakkoord. Denk hierbij aan het verhogen en herijken van het sociaal minimum, het aanpassen van de kostendelersnorm en andere onderdelen van de Participatiewet en het meer laten lonen van werk. De nadere uitwerking van deze plannen worden nog voor de zomer aan uw Kamer gepresenteerd. Na het verzenden van die brief ga ik graag met uw Kamer in gesprek over de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden.
Monitor TNO
De cijfermatige onderbouwing voor dit onderzoek komt van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In opdracht van het ministerie EZK werkt het CBS aan een beschrijving van de methodologische keuzes. Het methodedocument zal voor de zomer gereed zijn en naar verwachting zal de eerste monitor energiearmoede in het najaar gereed zijn. De minister voor KE heeft al toegezegd dat deze, met een appreciatie van het kabinet, zal worden aangeboden aan de Tweede Kamer. Kamerstuk 22 112, nr. 3408.
In het debat van 23 maart 2022 over de ontwikkeling van de koopkracht en de gestegen energierekening heeft de minister van SZW op verzoek van de leden Van der Plas (BBB), Alkaya (SP), Van Raan (PvdD) en Grinwis (CU) toegezegd om het onderzoek “De feiten over energiearmoede in Nederland” van TNO te actualiseren en uw Kamer hierover voor het zomerreces te informeren (Handelingen II 2021/22, nr. 63, items 4 en 7). Tevens heeft de minister van SZW in hetzelfde debat naar aanleiding van vragen van de leden Van Dijk (CDA) en Van Dijck (PVV) toegezegd om een nadere analyse te maken van de positie van kwetsbare groepen. Gezien de reeds ingezette activiteiten van TNO en het CBS is ervoor gekozen om de voorkeur te geven aan een monitor met de meest actuele data en gebruikmakend van de statistische verfijningen in plaats van een, zoals TNO zelf heeft aangegeven, rudimentaire update voor de zomer.
Voor de zomer biedt de stresstest van het Centraal Planbureau (CPB) reeds inzicht in de kosten van levensonderhoud van huishoudens. In deze stresstest toont het CPB aan dat bij blijvend hoge prijzen van energie en andere vaste lasten, op termijn tussen de 670 duizend en 1,2 miljoen huishoudens moeite kunnen krijgen met het betalen van hun maandelijkse lasten. Ook heeft het CPB gekeken naar achtergrondkenmerken van deze groep. Dat zijn waardevolle inzichten, waarover u ook spreekt in het debat over de voorjaarsnota. Het kabinet gaat deze inzichten benutten in de komende augustusbesluitvorming.
De minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
C.J. Schouten