Bij het aanmaken van een account of het invullen van een online formulier komt het veel voor dat naar aanspreektitels wordt gevraagd aan de hand van het geslacht van een persoon. Op 9 januari 2025 oordeelde het Europese Hof van Justitie (het Hof) echter dat voor de verzameling van aanspreektitels vaak geen geldige grondslag bestaat. De zaak werd aangespannen door de vereniging Mousse (“Mousse”) tegen de Franse Autoriteit voor Gegevensbescherming (“CNIL”) en de SNCF (de Franse Spoorwegen). Het Hof tikte met het arrest de SCNF én de Franse Autoriteit Persoonsgegevens op de vingers. Die laatste had de klacht van Mousse hierover namelijk afgewezen. Het gevolg van de uitspraak is dat veel online formulieren niet in overeenstemming zijn met de AVG.
Mousse betoogde dat de verplichte keuze tussen de aanspreektitels "De heer" en "Mevrouw" bij het invullen van online formulieren voor het kopen van treinkaartjes in strijd was met de AVG en de principes van gelijke behandeling en non-discriminatie. Mousse voerde aan dat deze praktijk niet alleen indruist tegen de principes van gegevensbescherming, maar ook een vorm van genderdiscriminatie oplevert omdat het geen rekening houdt met mensen die zich niet identificeren als man of vrouw.
De CNIL en de SNCF verdedigden de praktijk door te stellen dat het verzamelen van aanspreektitels noodzakelijk was voor de uitvoering van de overeenkomst en dat het een gangbare commerciële praktijk was. Ze betoogden dat aanspreektitels essentieel waren voor klantvriendelijke communicatie en het vermijden van verwarring bij het adresseren van klanten.
De eerste prejudiciële vraag luidde of de AVG aldus moet worden uitgelegd dat de verwerking van persoonsgegevens met betrekking tot de aanspreektitel van de klanten van een vervoersonderneming, waarmee gepersonaliseerde commerciële communicatie op basis van hun genderidentiteit wordt beoogd, kan worden geacht noodzakelijk te zijn voor de uitvoering van een overeenkomst, in de zin van dit punt b), of voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, in de zin van dit punt f).
Het Hof benadrukte dat dergelijke gegevens alleen mogen worden verzameld als ze noodzakelijk zijn voor een specifiek, duidelijk omschreven en rechtmatig doel: De verwerking van persoonsgegevens moet “objectief onontbeerlijk zijn om een doel te bereiken dat integrerend deel uitmaakt van de aan de betrokkene te leveren contractuele prestatie”. Die eis laat weinig bewegingsruimte. Het Hof concludeert dan ook dat voor de klanten van de Franse Spoorwegen een dergelijke noodzaak niet bestaat.
Het Hof is verder van oordeel ‘onder voorbehoud van verificatie door de feitenrechter’ dat ook het gerechtvaardigd belang (art. 6 lid 1 sub f) niet als grondslag kan worden ingeroepen. Communicatie kan ook plaatsvinden louter op basis van naam en voornaam. Klanten van de Franse Spoorwegen hoeven er niet vanuit te gaan dat in het kader van de aankoop van een vervoerbewijs hun genderidentiteit wordt verwerkt.
De tweede prejudiciële vraag was of het feit dat de AVG de mogelijkheid van bezwaar kent van invloed is op de beoordeling van de grondslag gerechtvaardigd belang. Dat bleek niet het geval volgens het Hof. Het gerechtvaardigd belang moet zelfstandig in algemene zin aanwezig zijn en dat individuen een bezwaarmogelijkheid hebben wijzigt dat niet.
Deze uitspraak heeft verstrekkende gevolgen voor bedrijven en organisaties binnen de EU die persoonsgegevens verzamelen via online formulieren. Het benadrukt de noodzaak om kritisch te kijken naar welke gegevens worden verzameld en of deze echt noodzakelijk zijn voor de dienstverlening. Bedrijven moeten zich realiseren dat elke vorm van gegevensverzameling die niet strikt noodzakelijk is, kan worden beschouwd als een schending van de AVG.
Het is denkbaar dat afhankelijk van de dienstverlening het verwerken van het geslacht als persoonsgegeven wel noodzakelijk is, maar dat zal dan wel eerst specifiek dienen te worden afgewogen.
Het Hof benoemt dat er beleefde alternatieven zijn voor het aanspreken van klanten anders dan met de heer of mevrouw. Een optie is natuurlijk om te kiezen voor “beste voornaam”, of, net als de Nederlandse NS, voor “beste reiziger”. Er zullen echter ook mensen zijn die wel graag met een meer formele aanspreekvorm worden benaderd.
Om deze optie te bereiken zullen de vakjes aanspreektitel in een inschrijfformulier meestal optioneel moeten zijn. Het arrest lijkt echter te impliceren dat het gebruik van “de heer of mevrouw” slechts nog mogelijk is als daar geldige toestemming voor is gegeven. Dat vergt een zorgvuldige opbouw van een dergelijk formulier.