Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Cohortstudie Participatiewet geeft inzicht in de inkomens- en arbeidsmarktpositie van mensen in de bijstand

Het aantal personen dat een baan vindt is het hoogst in het eerste jaar na instroom in de bijstand. De groep mensen die werkt in combinatie met een bijstandsuitkering, stroomt vaker uit de bijstand. In beide gevallen hebben mensen wel te maken met fluctuaties en soms zelfs achteruitgang in inkomen. Na het eerste jaar neemt de kans op werk af en mensen die langdurig in de bijstand zitten, hebben een kleine kans om aan het werk te komen. Dat blijkt uit de cohortstudie Participatiewet die SEOR uitvoerde in opdracht van het ministerie van SZW.

Divosa 21 juli 2022

Nieuws-persbericht

Nieuws-persbericht

Het doel van het onderzoek is om beter zicht te krijgen op patronen in werk, inkomen en gebruik van voorzieningen van alle personen die instroomden in de Participatiewet tussen 2015 en 2018. Ook wordt gekeken naar de samenloop van deze drie thema’s. De resultaten geven een beeld van de ontwikkelingen over de tijd tot 2020.

Overgang van uitkering naar werk vooral in eerste 6 tot 12 maanden na instroom

In de eerste 6 tot 12 maanden dat iemand een bijstandsuitkering ontvangt, vindt de meeste beweging plaats in de inkomens- en arbeidsmarktpositie, blijkt uit de studie. Iets minder dan een vijfde (15-20%) van de mensen die in de bijstand instroomt, heeft op dat moment een baan. In het eerste jaar na de instroom neemt dit aandeel het meeste toe. Van de mensen die in 2015 of 2016 een bijstandsuitkering kregen, had drie jaar later ongeveer 40% een betaalde baan.

De groep mensen die werkt in combinatie met een bijstandsuitkering, stroomt vaker uit de bijstand, concludeert SEOR. Na 2 jaar heeft meer dan de helft van de mensen die werkt met een bijstandsuitkering werk zonder nog een uitkering te ontvangen. Helaas blijkt ook dat de banen van mensen die ooit instroomden in de Participatiewet niet zo duurzaam zijn. Minder dan 50% van de banen wordt langer dan 12 maanden behouden.

Wisselende banen en inkomsten

Het onderzoek brengt ‘de flexibele arbeidsmarkt’ goed in beeld: de doelpopulatie heeft te maken met wisselende banen en inkomsten. Gemiddeld genomen blijkt dat het loont om te gaan werken, maar toch ook gaat een vijfde van de populatie erop achteruit in het jaarinkomen als gestart wordt met betaald werk. Vrouwen, jongeren, mensen zonder migratieachtergrond, lager- en middelbaar opgeleiden gaan er relatief vaak op achteruit wanneer ze gaan werken.

Divosa herkent deze bevindingen. Binnen het project Simpel Switchen blijkt bovendien dat ondanks vooruitgang in het jaarinkomen er wel vaak fluctuaties zijn in het maandinkomen, zowel in hoogte als in wanneer de betalingen zijn. De vaste lasten zoals huur, energie en ziektekosten lopen door en moeten maandelijks op hetzelfde moment betaald worden. Toenemend inkomen betekent in dat opzicht niet altijd een toegenomen zekerheid.

Verschillen tussen langdurig in de bijstand en ‘nieuwe’ instroom

Voor de cohortstudie is gekeken naar mensen die de bijstand zijn ingestroomd in verschillende jaren: 2015 – 2018. De eerste groep is uitzonderlijk ten opzichte van de groepen uit daaropvolgende jaren. Het gaat hierbij om mensen die ook voor de invoering van de Participatiewet in 2015 al een bijstandsuitkering ontvingen, voor een groot deel ook al langdurig. Uit de analyses blijkt een duidelijk verschil tussen de groep mensen die al langer in de bijstand zit en de mensen die nieuw in de bijstand instromen en vervolgens gevolgd worden.

Zo hebben mensen die al voor 2015 in de bijstand zaten minder vaak een baan, maken ze minder vaak gebruik van re-integratievoorzieningen en juist vaker gebruik van Wmo. Ook is deze groep gemiddeld ouder en heeft een lager opleidingsniveau.

Niet-gebruik van inkomensregelingen neemt af bij instroom bijstand

Er wordt veel gebruik gemaakt van inkomensregelingen (huur-, zorg- en kindertoeslag) en dit gebruik neemt toe nadat men in de bijstand instroomt. Dit terwijl mensen vaak ook voor instroom al recht hadden op deze regelingen.

Begin 2015 blijken er ongeveer 170.000 personen geen gebruik te maken van de bijstand terwijl ze hier wel recht op hebben. Het grootste deel van deze ‘niet-gebruikers’ valt maar korte tijd in deze categorie. Uit eerder onderzoek van de Nederlandse Arbeidsinspectie bleek 33% langer dan 1 jaar als niet-gebruiker te kunnen worden gedefinieerd. In het onderzoek van SEOR zien we 18% terug bij niet-gebruik van 2 jaar of langer, deze groep is gemiddeld ouder en heeft vaker kinderen. Dit staat in contrast tot de totale populatie niet-gebruikers waarvan 70% jonger is dan 27 jaar.

Om beter zicht te krijgen op niet-gebruik en de rol die gemeenten kunnen spelen om inwoners in een kwetsbare positie te bereiken en te ondersteunen, is aanvullend onderzoek nodig. Het is positief om te zien dat verschillende gemeenten en het ministerie van SZW gestart zijn met dit onderzoek.

Kamerbrief jaarlijkse monitoring Participatiewet

In de Kamerbrief jaarlijkse monitoring Participatiewet informeert minister over de belangrijkste cijfermatige ontwikkelingen rond de Participatiewet. Behalve op deze cohortstudie Participatiewet gaat zij ook in op de effecten van de coronacrisis op de doelgroep van de participatiewet op basis van de factsheet Particpatiewet. Verder besteedt ze aandacht aan het onbenut arbeidspotentieel binnen de Participatiewet in relatie tot de huidige krapte op de arbeidsmarkt, onder meer naar aanleiding van de monitor arbeidsparticipatie arbeidsbeperkten van UWV. Tot slot staat ze stil bij toekomstige onderzoeken naar de Participatiewet. Inzichten uit alle onderzoeken worden gebruikt bij aanpassingen van de Participatiewet, aldus de minister.

Wat vindt Divosa?

De cohortstudie laat zien dat wanneer inwoners langer in de bijstand zitten, de kans op uitstroom naar werk afneemt. In veel gevallen neemt ook de aandacht voor deze groep mensen af, vooral door de schaarse middelen die gemeenten hebben voor ondersteuning en re-integratie. Divosa maakt zich bij het rijk dan ook hard voor meer middelen.

Ook internationale benchmarks laten zien dat Nederland relatief weinig investeert in activerend arbeidsmarktbeleid. Daarnaast speelt de prikkelwerking van de BUIG-systematiek mee. Gemeenten worden in dit systeem budgettair gestimuleerd zoveel mogelijk inwoners zo snel mogelijk uit de bijstand te laten stromen. Hierdoor maken gemeenten over het algemeen de keuze de beperkte middelen vooral in te zetten voor inwoners die relatief makkelijker naar werk kunnen worden geholpen.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.