Per 1 januari 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdhulp, de jeugdhulpplicht. Dit houdt in dat de gemeente verantwoordelijk is voor alle vormen van jeugdhulp (inclusief specialistische hulp waarbij te denken valt aan jeugd-ggz en gesloten jeugdhulp) en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Als gevolg van deze verantwoordelijkheid zal de gemeente meer besluiten in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht (verder te noemen Awb) moeten nemen. Dit zal vaak geschieden in de vorm van een beschikking.
De burger kan niet tegen alle besluiten bezwaar (of beroep) indienen. De procedure van bezwaar en beroep is geregeld in de Awb, daarom heeft de Jeugdwet daar geen eigen bepalingen over. In bijlage 2 van de Awb staat aangegeven welke besluiten uitgezonderd zijn van bezwaar en beroep. Het gaat onder meer om besluiten tot ondertoezichtstelling en jeugdreclassering. Ook zijn verschillende besluiten in beroep van de kinderrechter uitgezonderd van hoger beroep. Daarbij gaat het om de beschikking tot vervanging van de gecertificeerde instelling, beschikking tot voorlopige ondertoezichtstelling en andere besluiten die genomen zijn op grond van de bepalingen in boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Hoewel dus een groot aantal besluiten uitgezonderd zijn van bezwaar en beroep zijn er wel degelijk nog besluiten waar bezwaar en beroep tegen kan worden ingesteld. Het is ook mogelijk dat de jeugdige zelf bezwaar gaat indienen. Dit is waarschijnlijk een nieuw aspect voor de gemeente en ook voor de, eventuele door de gemeente ingestelde artikel 7:13 Awb, adviescommissie.
In het burgerlijk recht zijn leeftijdsgrenzen bepaald en kent men de figuur van bijzonder curator. In het bestuursrecht wordt in artikel 8:21 Awb gesproken over vertegenwoordiging van handelingsonbekwamen. In het tweede lid van datzelfde artikel staat dat personen zelf in het geding kunnen optreden indien zij tot redelijke waardering van hun belangen in staat kunnen worden geacht. In de jurisprudentie is nog geen lijn ontwikkeld vanaf welke leeftijd dit het geval is. Dit is dus per zaak aan de beoordeling van de commissie dan wel de bestuursrechter in beroep.
Naast het bepaalde in de Awb is ook het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) van belang. In artikel 12, een ieder verbindende bepaling (Dit is een bepaling die voldoende duidelijk en uitgewerkt is om door een rechter direct toe te passen. Een dergelijke bepaling uit een verdrag hoeft dus niet eerst te worden omgezet of verwoord in een Nederlandse wet.), staat het volgende opgenomen:
De Staten die partij zijn, verzekeren het kind dat in staat is zijn of haar eigen mening te vormen, het recht die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen, waarbij aan de mening van het kind passend belang wordt gehecht in overeenstemming met zijn of haar leeftijd en rijpheid.
Hiertoe wordt het kind met name in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in iedere gerechtelijke en bestuurlijke procedure die het kind betreft, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van een vertegenwoordiger of een daarvoor geschikte instelling, op een wijze die verenigbaar is met de procedureregels van het nationale recht.
Op grond van bovenstaand artikel dient een jeugdige dus ook in bezwaar gehoord te worden ook als bijvoorbeeld de ouder met gezag bezwaar aantekent. Dit kan leiden tot lastige situaties waar bezwarencommissies nog niet eerder mee te maken hebben gehad, want allereerst moet het kind passend voor zijn/haar leeftijd bij de procedure betrokken worden. Er moet gekeken worden naar de gewenste setting (Hierbij valt te denken aan de manier van het horen. Is dit in aanwezigheid van beide ouder, één ouder etc. En ook de locatie en persoon die de jeugdige hoort.) en ook moeten er afwegingen worden gemaakt bij het verstrekken van het verslag.
Gelet op deze aspecten is het belangrijk dat de secretaris beseft dat het horen van jeugdigen op een andere manier aangepakt dient te worden dan het horen van andere belanghebbenden.
Daarnaast is het wenselijk dat de gemeenten in hun Verordening inzake de bezwaarschriften bepalingen opnemen hierover. Raadpleging van diverse gemeentelijke verordeningen leidt tot de conclusie dat op dit moment bij de meeste gemeenten nog geen specifieke bepalingen over het horen van jeugdigen in de verordening zijn opgenomen.
Auteur: mw. mr. Sharon Bogaarts
Co-auteur: mw. mr. Linda de Heer
Lees ook
Gemeente als jeugdhulpaanbieder, hoe zit dat?