De nieuwe Participatiewet, “van controle naar vertrouwen” bouwen we samen, maar de gehandhaafde taaleis erin…?
De vernieuwde Participatiewet beoogt een verschuiving van controle naar vertrouwen en maatwerk, met meer ruimte voor de menselijke maat. Toch blijft de taaleis gehandhaafd – een beleidskeuze die wringt met de beoogde koers. In deze blog onderzoekt Sander van der Krogt, senior adviseur sociaal domein, de betekenis en uitvoerbaarheid van deze taaleis binnen de vernieuwde wet. Hij plaatst kritische kanttekeningen bij het effect en de rechtvaardigheid ervan, met oog voor de complexe realiteit van de doelgroep en de praktijk van gemeenten.
19 May 2025
De taaleis
De taaleis blijft in de nieuwe Participatiewet gehandhaafd. Het vorige kabinet en de gemeenten wilden er in deze vorm vanaf, maar dit kabinet niet. Recent was hier de nodige media-aandacht voor. Laten we daar eens naar kijken met een roze regeringsbril (of in elk geval een deel ervan). Je zou dan zeggen ‘Wat zeurt iedereen eigenlijk?’. Het is niks nieuws; we behouden de taaleis gewoon. Communicatie geschiedt nu eenmaal vooral middels taal. En wie in Nederland leeft, behoort de Nederlandse taal te beheersen. Hoe anders kun je betaald werk verwachten? Hoe anders kun je de overheidsinformatie lezen? Kortom, het leren van Nederlands op grofweg groep 8-niveau is wel het minste wat je mag verwachten van iemand. Zeker als deze groep mensen – de bijstandsgerechtigden – verwacht dat je ze maandelijks geld voor ‘niets’ geeft. Ze moeten aan het werk. Dus geen gezeur, even leren en anders minder geld; gefaseerd korten totdat ze uiteindelijk maar helemaal stoppen met de uitkering, als ze het nog steeds niet snappen. Tot zover een gesimplificeerd beeld, maar wellicht wat eenzijdig.
’Leerstimulatie voor taaleis kandidaten’ is pedagogisch interessant. Hoe zou de combinatie onderwijs en ouders naar deze aanpak kijken? Zouden ze samen kiezen voor de aanpak: kind, als je nu niet je toets haalt, pakken we eerst je snoep af, daarna geen zakgeld meer, je wordt in een hoek van de klas gezet en tenslotte pakken we je telefoon af, misschien wel voor een jaar (ja, anno 2025 is dit echt het ergste). Dat gaat nooit zo gebeuren! Vanuit het onderwijs denk je eerder aan stimuleren en kijken naar wat het kind al kan. Vervolgens ook naar wat het kind (op dit moment) nog niet kan en wat ervoor nodig is om dat te bereiken. Want wie zich goed voelt, maakt de beste kans op succes. Toch? Dit geldt ook voor volwassenen. Dit lijkt mij – en vele professionals met mij – wezenlijk effectiever en menselijker. Maar ja, wie ben ik?
Een nieuwe Participatiewet, waarom?
Waarom wordt de wet eigenlijk herzien? Waarom werken we aan een gefaseerde nieuwe Participatiewet? Eén van de kernredenen is dat we met ons allen minder op controle en veroordeling van een groep willen focussen. Er moet namelijk weer vertrouwen ontstaan tussen burger en overheid, en andersom. Dit zit door de toeslagencrisis nog fris in het geheugen en is een belangrijk focuspunt voor een grote groep relatief kwetsbare burgers.
Bovendien hebben gemeenten aan de oude wet onvoldoende steun voor arrangementen op maat. De uitvoering ligt bij de gemeenten; zij kunnen het beste een integrale blik op hun klanten werpen. Maar dan moeten zij zich in hun streven wel gesteund voelen door de nieuwe wettelijke kaders. Deze visie met ruimte voor lokaal beleid moet dan op zijn minst technisch mogelijk gemaakt worden en bij voorkeur voelen de lokale beleidsmakers zich er ook actief door ondersteund. Partijen zijn het er in de basis over eens: het zeer controlerende karakter en de beperkte ruimte voor lokaal maatwerkbeleid hinderen op dit moment de uitvoering, en dat kunnen ze samen beter. Wetgever en gemeenten bezien samen hoe de nieuwe wet in de praktijk beter bijdraagt en meer recht doet aan het vraagstuk en dat met de focus op het herstel van vertrouwen.
De nieuwe wet start in drie sporen, gerelateerd aan het tempo waarin de elementen realiseerbaar zijn. Kortom, aanpassing van de wet vanuit het positieve en een collectief gedragen wens. En… een betrouwbare bekostiging voor de lange termijn?! Dat wordt, denkend aan de situatie bij het gezondheidsbeleid nu, wellicht nog een toekomstige blog.
Wat kenmerkt eigenlijk de doelgroep?
November vorig jaar heeft het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) een onderzoek gepubliceerd over dit onderwerp. Hierin staat nadrukkelijk de brede problematiek van de doelgroep en het integrale karakter van de benodigde ondersteuning beschreven. En nee, taal staat niet op bovenaan. Mensen kiezen er over het algemeen echt niet voor om op het bestaansminimum terecht te komen.
De doelgroep lijkt niet zo heel makkelijk in te delen en te helpen. Er is geen grote groep die te lui is om de taal te leren en dan aan het werk te gaan. Er is wél een grote groep mensen met zeer gedifferentieerde problematiek, waarbij soms het studeren van de taal niet in verhouding staat tot de ernstige andere problematiek die er bij hen leeft, op sociaal en/of medisch vlak . Werk is voor velen van hen niet eens een mogelijk eindbeeld. Maatwerk en vertrouwen worden als sleutel gezien om met de doelgroep samen naar hun individueel optimum toe te werken. Het maatwerk waar de gemeenten om roepen en al aan werken.
Op 14 april 2025 publiceerde NRC hoe de 31 grootste gemeenten met de taaleis omgaan. (Deze 31 gemeenten bevatten grofweg 50 procent van alle uitkeringsgerechtigden in Nederland). Zij handhaven vrijwel niet op de taaleis, omdat ze de zin en werkbaarheid ervan niet onderschrijven. Waarachtig een duidelijk gebaar richting de wetgever.
Hoe kan het dat, als gemeenten en hun gesprekspartners vereend dit gedifferentieerde beeld delen, de taaleis in deze vorm toch overeind blijft? Let wel, het betreft hier de bijstandsuitkering, in Nederland het absolute bestaansminimum. Dat bestaansminimum in rappe stappen korten vanwege een lastig controleerbare taaleis lijkt weinig humaan. Daarom begrijp ik deze gemeenten goed.
Conclusie
Bij de nieuwe Participatiewet mag er voor een groep onwillige mensen best een vorm van sanctiebeleid blijven. Maar baseer dat beleid dan wel op het gemeentelijke maatwerk dat er voor deze persoon ligt. Daarin wordt immers recht gedaan aan de gehele situatie en behoeften van de persoon en geen
single focus op de taaleis.
Doe niet aan politiek opportunistisch
cherrypicking voor de bühne van de taaleis, omdat het lekker bekt voor de achterban. Vriend en vijand geven namelijk al aan dat het op deze wijze niet functioneel is. Het doet geen recht aan deze groep mensen, maar stigmatiseert hen onnodig. Zij hebben immers veelal een gedifferentieerde problematiek en doen een legitiem beroep op deze belangrijke regeling die hun bestaansminimum moet garanderen.
Sander van der Krogt
Senior adviseur sociaal domein Factum