Afgelopen maand las ik in de NRC (1) het bericht dat de gemeente Rotterdam een extraatje van 50 euro wil geven aan werkenden met een laag inkomen. Op die manier wil het college van Rotterdam er aan bijdragen dat het verschil in inkomen tussen werkenden en uitkeringsgerechtigden groter wordt, zodat er een extra stimulans is om te gaan (of te blijven) werken.
Op zich is dit geen compleet onbegrijpelijke gedachte. Het is immers ook conform het beleid van de huidige, nu demissionaire, regering om werken te stimuleren boven uitkeringen. Daarom is ook de arbeidskorting verhoogd. Maar kennelijk is dat niet genoeg voor het college van Rotterdam.
De voorgestane constructie kan evenwel volstrekt niet door de beugel. Op zich kan het college iemand die uitstroomt uit de bijstand naar werk op grond van de Participatiewet een uitstroombonus toekennen. Maar hier gaat het, los van een eventuele eerdere uitstroom uit de bijstand, om een ongerichte inkomenssuppletie van 50 euro aan werkende met een laag inkomen. Dit kan niet anders worden gekwalificeerd dan als een vorm van categoriale bijzondere bijstand.
Binnen de Participatiewet kan dat niet. Alle vormen van categoriale bijzondere bijstand zijn door de wetgever afgeschaft (met uitzondering van de mogelijkheid om mensen categoriaal bijstand te verlenen in de vorm van een aanvullende ziektekostenverzekering of een tegemoetkoming in de premie voor een dergelijke verzekering). De reden daarvan is dat de wetgever per se wil dat inkomenspolitiek een Rijksaangelegenheid blijft.
Uit het artikel in de NRC blijkt een woordvoerder van het Ministerie van SZW nog tamelijk voorzichtig als het gaat om een eenmalige aangelegenheid. Maar als Rotterdam de regeling structureel zou maken –wat kennelijk wel de wens is- gaan ze bij het ministerie kijken of er sprake is van inkomenspolitiek. Daarmee is de betreffende woordvoerder in wezen te mild. De onwenselijkheid van lokale inkomenspolitiek is weliswaar de achterliggende reden voor het afschaffen van de categoriale bijstand, maar is daarmee niet het beoordelingscriterium voor de rechtmatigheid van deze uitkering. Er is hoe dan ook geen grond voor de verlening van categoriale bijstand, behoudens de genoemde uitzondering. En daar waar ik verleden maand, in het kader van de experimenten vond dat gemeenten zich gewoon aan de regels moeten houden, vind ik dat hier ook.
Maar belangrijker nog dan de vraag of de gemeente dit wel mag, is misschien de vraag of het allemaal wel erg effectief is. Anders dan bij bijstandsgerechtigden heeft namelijk de gemeente de inkomens van werkenden niet volledig in beeld. Daar zal dus bij de uitreiking van de 50 euro onderzoek naar moeten worden gedaan. Dan worden de uitvoeringskosten in verhouding tot het voordeeltje voor de werkende al gauw erg hoog. Bovendien is de 50 euro, als de gemeente er een maandelijkse uitkering van zou maken, niet belastingvrij. Dan houden betrokkenen er dus minder van over of de gemeente moet ook die belasting voor haar rekening nemen.
Al met al lijkt het mij daarom weer een sterk staaltje van symboolpolitiek. Als het college van Rotterdam werkelijk wil bijdragen aan het vergroten van het inkomensverschil tussen werkenden en uitkeringsgerechtigden zou het er beter aan doen zijn invloed aan te wenden om de landelijke politiek tot actie te bewegen, zoals het verder verhogen van de arbeidskorting.
(1) https://www.nrc.nl/nieuws/2017/06/13/een-steuntje-in-de-rug-van-de-hardwerkende-caissiere-11055626-a1562729