Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

De Wmo 2015: vier jaar later

Onlangs onderzocht Platform voor onderzoeksjournalistiek Investico samen met De Goene Amsterdammer, dagblad Trouw en radioprogramma Argos wat er terecht gekomen is van de beloften die gedaan zijn met de Wet maatschappelijke ondersteuning. Onder deze Wmo 2015 vallen onder meer huishoudelijke hulp, hulpmiddelen zoals rolstoelen, begeleiding bij de dagbesteding, woningaanpassingen en vervoer. De uitvoering van de wet werd op 1 januari 2015 in handen van de gemeenten gelegd. De lokale overheid staat dichter bij de burger, zo was de gedachte, waardoor deze betere zorg zou kunnen leveren. Ook werden de gemeenten geacht maatwerk te leveren en de zelfredzaamheid te bevorderen, waardoor mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Hiermee zou de zorg beter, efficiënter en goedkoper worden. Sinds die datum zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de ondersteuning van ruim één miljoen ouderen en mensen met een beperking of chronische ziekte.

6 June 2019

Blog

Blog

De resultaten van het onderzoek liegen er niet om. Volgens de journalisten blijken er grote verschillen te zijn ontstaan in de uitvoering van de wet, omdat elke gemeente het beleid zelf bepaalt. Dat leidt tot willekeur, rechtsongelijkheid en chaos. Terwijl maatwerk wordt beoogd, is onrecht nogal eens het resultaat. Of burgers wel of geen gepaste zorg krijgen, is volgens de journalisten afhankelijk geworden van hun postcode.

De Wmo 2015 kan niet los gezien worden van de problemen die waren ontstaan met de oude Algemene Wet Zijzondere Ziektekostenverzekeringen (AWBZ). Deze wet, die voorzag in een verplichte verzekering tegen de kosten van onverzekerbare medische risico’s en langdurige zorg, was veel te duur geworden. Besloten werd daarom om deze wet terug te brengen tot een wet voor verpleeghuiszorg (Wet langdurige zorg) en het overige door middel van de Zorgverzekeringswet en de Wmo 2015 onder te brengen bij de zorgverzekeraars (wijkverpleging) en de gemeenten.

Sinds de invoering van de wet blijken er 6.861 rechtszaken te zijn gevoerd, waarvan er 1.570 zijn uitgevochten tot aan de hoogste rechter, de Centrale Raad van Beroep. Deze explosie aan rechtspraak laat zich eenvoudig verklaren. Om te beginnen moesten de gemeenten de nieuwe wet uitvoeren met aanzienlijk minder middelen dan waarover de zorgkantoren ten tijde van de AWBZ hadden beschikt. In de tweede plaats beschikten de gemeenten niet over voldoende expertise voor het vervullen van de nieuwe taken. Om die reden waren in de aanloop naar de inwerkingtreding van de voorloper van de Wmo 2015 in 2007 reeds talloze procedures voor de aanbesteding van huishoudelijke hulp spaak gelopen, waardoor de voorzieningenrechter ten slotte uitkomst moest bieden. Ten derde is in de Wmo 2015 gekozen voor een beslisprocedure voor de Colleges van B&W die in het bestuursrecht ongebruikelijk is. En misschien is het zo dat het hele idee van maatwerk eisen stelt aan de kwaliteit van besluitvorming die voorbij de mogelijkheden reiken van de ambtelijke apparaten van veel gemeenten. Ten slotte zijn in een klein en dichtbevolkt land als Nederland verschillen snel zichtbaar. Hoewel voor het uitgangspunt van de Wmo 2015 om maatschappelijke ondersteuning tot voorwerp van gemeentelijke beleidsvorm te maken veel te zeggen valt, zijn verschillen in behandeling als gevolg van verschillen in beleid onvermijdelijk. En juist waar het de zorg voor kwetsbare mensen betreft, kunnen die verschillen als pijnlijk worden ervaren. Dat het besluit tot het niet verstrekken van een scootmobiel aan een inwoner van de gemeente Rotterdam door die bewoner als zuur ervaren wordt als hij waarneemt dat een straat verderop een even weinig mobiele inwoner van Capelle aan den IJssel een dergelijk hulpmiddel wél van gemeentewege verstrekt krijgt, laat zich raden. Dat de gemeenteraad van Rotterdam nu eenmaal andere beleidskeuzes heeft gemaakt, is niet iets waaraan hij een boodschap heeft. Bovendien is het maar de vraag of dit argument werkelijk hout snijdt waar de feitelijke beleidsvorming in handen is gelegd van gemeentelijke samenwerkingsverbanden. Reeds ten tijde van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Wmo 2015 voorzag de Raad voor de rechtspraak dat de wet tot veel procedures zou leiden.

Uiteindelijk betreft de Wmo 2015 mensenrechten. Dat wordt nogal eens vergeten. Helaas heeft de wetgever wederom verzuimd zich te laten leiden door de verplichtingen die Nederland heeft als partij bij verdragen als het International verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (Ivescr) en het herziene Europees Sociaal handvest (ESH). Die verdragen laten in het midden op welk niveau een verdragspartij zorg en maatschappelijke ondersteuning organiseert. Ook staan die verdragen hervormingen en bezuinigingen op die terreinen in beginsel niet in de weg. Maar progressieve verwerkelijking van de betrokken sociale grondrechten wordt wél vereist en of daarvan sinds 1 januari 2015 gesproken kan worden is zeer de vraag. En hadden de indieners van het wetsvoorstel nota genomen van de uitspraak van het Europees Comité voor Sociale Rechten in de zaak van de Finse mantelzorgers (The Central Association of Carers in Finland v. Finland, Complaint No. 70/2011), reeds gedaan in 2011, dan zouden zij bovendien geweten hebben dat de bandbreedte voor beleidsverschillen niet onbegrensd is.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.