Op initiatief van de ministeries van BZK, JenV, OCW, SZW en VWS is in 2019 het Programma Maatwerk Multiprobleemhuishoudens (PMM) in het leven geroepen. Dit initiatief richt zich op de zogenoemde ‘wicked problems, unieke situaties met een unieke samenloop’, waarbij de professionals en het gezin vastlopen. De instrumenten van PMM geven deze professionals meer slagkracht om de impasse te doorbreken. Steeds meer gemeenten en professionals weten de weg naar het Programma al te vinden. Ruim 80 gemeenten zijn inmiddels verbonden, waarvan het merendeel ook op bestuurlijk niveau. Een gesprek met Marjan Jellema, programmamanager van het PMM bij het Ministerie van SZW.
Gemiddeld loopt vijf procent van de gezinnen met een stapeling aan problemen tegen de lamp. Met de hulpverleners lukt het hen niet of nauwelijks om de hulpverlening te verlaten. Er gaat veel geld om in het ondersteunen van deze gezinnen, zonder dat er iets verbeterd. (1) Hoe komt dat?
Dat heeft dikwijls te maken met een ongekend ingewikkeld systeem. Het valt mee als het gaat om een huisje-boompje-beestje-gezin, waar mensen een huis, werk en een stabiel inkomen hebben. Dergelijke huishoudens voldoen aan de standaardnormen binnen de huidige systemen. Maar een groot deel van de huishoudens voldoet daar niet meer aan. Het is voor wat betreft de ingewikkeldheid soms bijna een hbo+ samenleving geworden, en daardoor niet voor iedereen toegankelijk. De oplossing van een ‘vastgelopen huishouden’ begint vaak wel op één leefdomein, bijvoorbeeld: eerst zorgen dat iemand weer een huis heeft. Maar daarna moeten er nog heel veel andere problemen opgelost worden, zoals inkomen, werk, gezondheid of kinderen die extra zorg nodig hebben. Dat vergt een lange adem en ontzettend veel doorzettingsvermogen en energie van de professional. We hebben het hier echt over die vijf procent die vastloopt. Het zijn echte ‘ga er maar aanstaan’ casussen: heel hard werken met soms ook na 2 of 3 jaar geen tot weinig resultaat.
Tevens zien we dat er binnen of tussen organisaties veel verschillende meningen zijn. Mag iets wel of mag iets niet? Daarbij gaat het niet alleen om de interpretaties van de regels, maar komen er ook verschillende mensbeelden kijken. De een gaat meer uit van vertrouwen; de ander gaat meer uit van wantrouwen. Professionals moeten ook voldoende tijd, ruimte, rugdekking en uiteraard goede scholing hebben.
Met het decentraliseren van taken hebben we alleen te weinig nagedacht over het mee-decentraliseren van bevoegdheden en mandaten. Professionals moeten wel in de positie worden gebracht om de problematiek op te kunnen lossen. Dit programma draagt daar aan bij. Het richt zich op situaties waarin de bestaanszekerheid in het geding is of in het geding dreigt te raken en waarin ook de professional geen ruimte ziet om een situatie te doorbreken. Met andere woorden: situaties waarbij de professional samen met de inwoner is vastgelopen in de bureaucratie. En dan zijn wij er.
Dat betekent niet dat wij op de stoel van de professional gaan zitten. Destijds was de achterliggende gedachte van de decentralisaties dat degene die het dichts bij de inwoners staan – de lokale professionals – hen ook het beste kunnen helpen. Maar soms komen ze er ook niet uit. En dan is er ons programma. Het gaat om die wicked problems: unieke situaties met een unieke samenloop, waar er helaas best veel van zijn. Nieuwe wetten maken of bestaande wetten bijstellen heeft dan geen zin, want die situaties zijn heel vaak net weer anders.
Welke concrete instrumenten biedt het programma aan professionals?
Een concreet instrument is de zogenaamde overbruggingsprocedure. We zagen dat professionals het soms wel eens zijn over de hulp die geboden moet worden, maar dat er wordt gesteggeld over wie moet betalen. Dankzij de overbruggingsprocedure kan het Rijk in dergelijke situaties garant staan of alvast de specifieke woon- of zorgvoorziening voorschieten. Hierdoor is de inwoner geholpen en kan er achteraf worden gekeken wie er daadwerkelijk had moeten betalen.
Daarnaast hebben we het landelijk maatwerkregister opgezet. Daarin zetten gemeenten en landelijke uitvoeders hun contactgegevens, met de bedoeling dat de professionals elkaar snel kunnen vinden. Als bijvoorbeeld de Gemeente Utrecht voor een urgente casus informatie van DUO nodig heeft, dan kunnen ze gebruikmaken van een apart telefoonnummer. We hebben met elkaar afgesproken dat als je meedoet, je dan ook snel reageert en meehelpt aan een oplossing. Dat wordt zeer gewaardeerd, want lokale professionals kunnen soms een uur of langer in de wacht staan bij een uitvoeringsorganisatie. Ondertussen moet de cliënt er dan soms om privacyredenen continue naast blijven zitten.
Als de betrokken professionals er onderling niet uitkomen, kunnen ze terecht bij het landelijk maatwerkloket multiproblematiek van de ministeries, die samenwerken met de uitvoeringsinstanties. Hier zitten twee regisseurs die vervolgens de casus oppakken. Die regisseurs schakelen voor de juiste kennis met de ambassadeurs bij de ministeries en de maatwerkfunctionarissen bij de landelijke uitvoerders en gemeenten. Inmiddels zijn we met twaalf landelijke uitvoerders – onder andere CAK, CJIB, DJI, DUO, SVB, UWV, Verslavingsreclassering en de Belastingdienst – en ongeveer 80 gemeenten. Van de 80 gemeenten hebben 40 zich ook al ‘bestuurlijk gecommitteerd’.
Tenslotte is er het Landelijk Escalatieteam. Dat is een flexibel team met een onafhankelijke landelijke voorzitter. Momenteel is dat Peter Hennephof. Hij kan de bestuurders en directeuren van de organisaties die betrokken of nodig zijn om een casus vlot te trekken bij elkaar roepen.
Binnen het programma onderzoeken we daarnaast een aantal concrete instrumenten voor professionals die wetsaanpassing behoeven. Zoals de zogenoemde time-out bevoegdheid. Met deze bevoegdheid kan een lokale professional een besluit van een landelijke uitvoerder tijdelijk opschorten. Dat geeft rust en ademruimte in een gezin. De verdere escalatie wordt aan banden gelegd en de professionals kunnen vervolgens kijken naar een oplossing.
Een ander instrument in onderzoek is de (overkoepelende) afwijkingsbevoegdheid voor de landelijke, lokale en uitvoeringsprofessionals. Dat houdt in dat zij, onder bepaalde voorwaarden, mogen afwijken van de wetten die zij uitvoeren, als de situatie daarom vraagt.
Een volledig overzicht van de instrumenten die het programma biedt is hier te vinden.
Wat vraagt het Programma aan gemeenten en landelijke uitvoerders als zij mee willen doen?
Allereerst vragen we om bestuurlijke commitment van de gemeenten en landelijke uitvoerders, voor het werken met onze instrumenten en vanuit het gedachtengoed van het PMM. Zodra een gemeente of landelijke uitvoerder deelneemt vragen wij om contactgegevens voor het Landelijk Maatwerkregister. En tot slot vragen we om de maatwerkprofessional achter dit contactadres ook in positie te brengen en rugdekking te geven.
Momenteel worden de bij het Loket en Landelijk Escalatieteam (LET) ingediende casussen gemonitord. Er wordt eveneens gekeken naar de werking van het Loket en het LET. In maart 2022 volgt een eerste rapportage waarin alle bevindingen worden geëvalueerd.
Lees meer over het Programma Maatwerk Multiprobleemhuishoudens
(1) Multiprobleemhuishoudens hun toekomst teruggeven binnen uw gemeente, Zorg&Sociaalweb (10 oktober 2021)