Staatssecretaris Van Ooijen (VWS) heeft op 5 februari het 1e deelproduct van het houdbaarheidsonderzoek Wmo 2015 aangeboden aan de Tweede Kamer: het rapport 'Historische analyse Wmo 2015'. Het onderzoek richt zich op de houdbaarheid van de Wmo 2015 als stelselwet.
Het onderzoek wordt uitgevoerd als een samenwerking tussen de VNG en de ministeries van VWS, Financiën en BZK.
Demografische ontwikkelingen zoals dubbele vergrijzing, langer thuiswonen, en een krappe zorgarbeidsmarkt, zetten druk op de Wmo-ondersteuning die gemeenten kunnen bieden. Het houdbaarheidsonderzoek moet een bijdrage leveren aan duurzame bestuurlijke en financiële verhoudingen tussen rijk en gemeenten, met een balans tussen ambities, taken, bevoegdheden, middelen en uitvoerbaarheid. Die positie hebben gemeenten nodig om te kunnen investeren in sterke gemeenschappen en een gezonde samenleving.
In de propositie 'De Waarde van het sociaal domein' zijn de randvoorwaarden uitgewerkt die gemeenten nodig hebben om de opgaven te kunnen realiseren. Daarmee leveren gemeenten een bijdrage aan het toegankelijk en betaalbaar houden van het zorgstelsel.
De Historische analyse Wmo 2015 biedt de lezer een overzicht van de ontwikkeling van deze wet sinds 2015. Daarnaast illustreert deze analyse de complexe en soms lastige bestuurlijke- en financiële verhoudingen tussen rijk en gemeenten ten aanzien van gedecentraliseerde wetgeving. De Historische analyse kent grofweg de volgende elementen:
Voorgeschiedenis: de ontstaansgeschiedenis van de Wmo 2015 als onderdeel van de Hervorming Langdurige Zorg.
De context van de Wmo 2015: de inhoud van de wet, relevante (maatschappelijke) ontwikkelingen, raakvlakken met andere wetten en communicerende vaten.
Feiten en cijfers: gebruikers van de Wmo 2015, arbeidsmarkt en informele zorg, Rijksstortingen in het Gemeentefonds en globaal inzicht van bestedingen door gemeenten op basis van gegevens van Informatie voor derden (“Iv3”).
Voorlopige conclusies en reflecties vanuit de gemeenten.
Er volgen nog 4 deelproducten van het houdbaarheidsonderzoek Wmo 2015, namelijk:
Een onderzoek naar de sociale basis door het Verweij-Jonker Instituut in samenwerking met BMC.
Een onderzoek naar de samenhang met aanpalende beleidsterreinen buiten het sociaal domein, waaronder wonen.
Een onderzoek naar de gemeentelijke uitvoeringspraktijk.
Een meerjarenraming uitgevoerd door het CPB.
De VNG betrekt hierbij een klankbordgroep van gemeenten en haar reguliere afstemming met de gemeentelijke netwerken. Het traject heeft naar verwachting een looptijd tot eind 2025 wanneer de eindconclusies gerapporteerd worden.
Op basis van de onderzoeken krijgen gemeenten en het rijk een gezamenlijk beeld van de opgave in de Wmo 2015. Daardoor kunnen zij samen proactief sturen op de fundamentele vraagstukken voor de lange termijn. Het nieuwe kabinet zal in overleg met de VNG moeten besluiten welke beleidskeuzes nodig zijn om tot een houdbare en toekomstbestendige Wmo te komen.
Naast het houdbaarheidsonderzoek is de VNG momenteel ook in overleg met het rijk over de gewenste groei (‘normering’) van het gemeentefonds. Het rijk heeft onlangs de systematiek daarvoor aangepast. Volgens de VNG is het gevolg daarvan dat de jaarlijkse groei van het gemeentefonds onvoldoende is om de groei van de zorgkosten op te vangen. Begin maart spreekt de VNG hierover met de minister van BZK en de staatssecretaris van Financiën met als doel om oplossingsrichtingen in kaart te brengen.