Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

In gesprek met Jolanda Mathijssen, bijzonder hoogleraar Zorg voor jeugd

Op 15 september werd Jolanda Mathijssen benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Zorg voor jeugd’ aan Tilburg University. In haar leerstoel staat de effectiviteit van jeugdhulp centraal, met een specifieke focus op onderzoek naar de rol van opvoeding en gezinsfunctioneren in de preventie en behandeling van psychosociale problemen bij kinderen. Zorg&Sociaalweb ging met Mathijssen in gesprek over haar nieuwe functie.

19 december 2022

Jolanda Mathijssen

Waarom heeft u voor deze nieuwe functie gekozen?

Deze functie kwam eigenlijk toevallig op mijn pad. Ik ben al jaren werkzaam als programmaleider bij de academische werkplaats jeugd (verbonden aan Tilburg University). Door het vertrek van één van de hoogleraren kwam er een positie vrij. Ik ben een wetenschapper in hart en nieren, maar vind het wel belangrijk dat we onderzoek doen dat van belang is voor kinderen en gezinnen en dat de bevindingen uit het onderzoek ook in de praktijk hun weg vinden. Dat is waar we als academische werkplaats voor staan. Als hoogleraar hoop en verwacht ik meer impact te kunnen maken.

Waar komt uw interesse voor de jeugdzorg vandaan?

Als kind zag ik me later al werken in een sector waar kinderen centraal staan. Van wetenschappelijk onderzoek had ik destijds nog nooit gehoord. Na het volgen van de studies Jeugdwelzijnswerk (HBO) en pedagogische wetenschappen (WO) kwam ik als promovenda terecht bij de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie van het Sophia Kinderziekenhuis. De ontwikkeling van kinderen en de rol van ouders en gezin hebben me sindsdien nooit meer losgelaten.

Wat zijn volgens u de grootste uitdagingen in de sector?

Eigenlijk is de jeugdzorg momenteel één grote uitdaging. Maar de belangrijkste is mogelijk wel het zorgen dat de jeugd- en gezinshulpverlening niet omvalt. Hoe zorgen we ervoor dat de kinderen en gezinnen, die dat het hardste nodig hebben, die hulp ook daadwerkelijk krijgen? Daarvoor moeten we veel beter in beeld krijgen wie de gezinnen zijn die nu hulp krijgen en welke gezinnen ‘buiten de boot vallen’ en waarom. Daarbij komt dat professionals steeds vaker het vak verlaten. Wat hebben de professionals nodig om in de jeugdzorg te blijven werken?

Waar ziet u goede voorbeelden om te volgen binnen de (jeugd)zorg?

Eigenlijk zie ik vooral nog heel veel goede bedoelingen en initiatieven, maar is er nog weinig onderbouwd. Zo zijn er mooie projecten waarbij organisaties samenwerken om jeugdigen met complexe hulpvragen beter te kunnen helpen. En ook zijn er allerlei initiatieven om de kennis uit de ‘tweede lijn’ meer naar voren, naar de centra voor jeugd en gezin of naar de scholen te brengen. Het is echter nu nog onduidelijk of deze veranderingen ook daadwerkelijk leiden tot verbetering van de kwaliteit van hulp. Dus om nu een voorbeeld te geven wat anderen zouden moeten volgen, lijkt me echt nog een brug te ver.

Als u niet in dit domein werkzaam was, wat was u dan gaan doen? Welk beroep zou u dan hebben gekozen?

Ik heb eerlijk gezegd geen flauw idee. Ik ben hier min of meer ingerold, het was geen bewust pad dat ik heb gelopen. Ik werd door mijn ouders, die zelf niet gestudeerd hebben, totaal niet gepusht om een bepaalde richting op te gaan. Toen ik in de derde klas van de Havo zat heb ik ook nog wel even met de gedachte gespeeld om bibliothecaresse of medisch secretaresse te worden. Dus het had echt heel anders kunnen lopen.

Wie of wat inspireert u en waarom?

Ik heb niet één ding dat of één persoon die me inspireert. Het hangt heel erg af van de context en het moment. De ene keer zijn het mensen uit mijn omgeving die me inspireren of me tot nadenken stemmen; de andere keer zijn het collega’s of raak ik geïnspireerd door toevallig ontmoetingen. Mijn eigen copromotor heeft me wel geïnspireerd om zelf ook een betrokken begeleider te worden. Hij stond altijd voor me klaar. Ik kon steeds met mijn vragen bij hem terecht en ik kreeg ook altijd kritische (maar wel opbouwende) opmerkingen. Dit heeft ervoor gezorgd dat ik mezelf goed heb kunnen ontwikkelen tot een nieuwsgierige wetenschappelijke onderzoeker. Dat gun ik anderen ook en ik hoop dat mijn manier van begeleiden daar een steentje aan bij kan dragen.

Welk boek raadt u iedereen aan en waarom?

Het recht van de snelste: Hoe ons verkeer steeds asocialer werd van Thalia Verkade en Marco te Brömmelstroet. Dit boek heeft ervoor gezorgd dat ik voortaan heel anders naar de inrichting van onze omgeving kijk. Het verkeer – lees: de auto – bepaalt eigenlijk alles als het gaat om de manier waarop de omgeving ingericht wordt. Er zijn richtlijnen over hoe de omgeving ingericht moet / kan worden, en in beleidsstukken wordt hier dan ook veelvuldig naar verwezen alsof het waardevrije richtlijnen zijn. Het lijkt alsof we ons op feiten baseren. Bijvoorbeeld: we hebben zoveel parkeerplekken nodig als er een nieuwe wijk gebouwd wordt, maar hier ligt wel de norm aan ten grondslag dat iedereen een auto heeft en die ook dichtbij zijn/haar eigen huis moet kunnen parkeren. En dat bezoek ook niet te ver hoeft te lopen. Als we het belangrijk zouden vinden dat er buiten op straat gespeeld wordt door kinderen en dat ze dit ook veilig kunnen doen, dan zouden we misschien wel hele andere keuzes maken.

Welke eigenschap bewondert u in anderen?

Durven zeggen als je iets niet weet. Voor mij zijn dat de meest krachtige mensen. Door je ‘kwetsbaar’ op te stellen, stel je je open voor nieuwe inzichten en mogelijke verbetering. En daar wordt iedereen beter van.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.