Afgelopen juli, hartje komkommertijd, lanceerde het kabinet een wetsvoorstel over de Participatieverklaring als nieuw verplicht onderdeel van het inburgeringsexamen. Wat blijkt: gemeenten moeten minimaal één dagdeel scholing aanbieden, waarna de inburgeraar op straffe van een geldboete wordt verzocht bij het kruisje te tekenen: “Ik respecteer de Nederlandse waarden en spelregels”. Dit roept de vraag op: hoeveel waarde(n) heeft de Nederlandse samenleving, dat we deze na één dagdeel gaan afdwingen bij nieuwkomers?
Allereerst is het verbazingwekkend dat “waarden en normen” in deze context in één adem genoemd worden. Normen zijn relatief duidelijk: die zijn vastgelegd in wetten en worden gehandhaafd door middel van het rechtssysteem. Waarom dit nu spelregels genoemd moeten worden is me een raadsel. Als je uit een situatie bent gevlucht waar moord en doodslag heerste, is het laatste wat je wilt in een game-achtige omgeving terechtkomen waar mensen hun eigen wetten niet serieus lijken te nemen! Wetten en normen? Graag!
Met waarden is het een ander verhaal. Waarden zijn, ook binnen Nederland, per definitie nooit solide en statisch. Ze hebben de neiging om zich altijd in de staart te bijten. Veiligheid is gewenst, maar kan uitmonden in overbescherming en betutteling. Vrijheid is prachtig, maar kan ontaarden in grenzeloosheid en bandeloosheid. Participatie is prettig, maar moet wel gedifferentieerd worden naar vermogen, omdat het anders omslaat in onmacht en exclusie. Respect voor levensovertuigingen lijkt ideaal, maar roept tal van discussies op over gezondheid en welzijn van bijv. betrokken kinderen. Over waarden moet je het hebben. Ze bieden levenslang stof tot nadenken, kritische reflectie, vorming en groei. Ze gaan over de kern, niet over de oppervlakte. Over het hart, niet over de handen. Over wijsheid, niet over kennis. Over ‘samen’, niet over ‘alleen’.
En naast de diepe gelaagdheid van waarden stuiten we op de vraag wélke waarden dan zo typisch Nederlands zijn. Een cultuur is geen statisch gegeven en de instroom van allerlei invloeden heeft de Nederlandse cultuur een veelkleurig karakter gegeven. Meer dan drie zuilen konden we al niet hanteren. Sinds we in de jaren zestig pizza’s zijn gaan eten zijn we de controle helemaal kwijt, kijk maar eens naar een willekeurige Nederlandse supermarkt, waar schappen vol internationale producten liggen. Een moderne samenleving wordt gekenmerkt door diversiteit, maar dat vergt wel dat we kampioenen zijn in verdraagzaamheid en tolerantie. En hoe leren en onderhouden we dat? Het vormingswerk is vrijwel verdwenen en het vak burgerschapskunde is vaak een slap aftreksel van politicologie en economie. Over waarden spreken we bar weinig met onze kinderen en onderling! Het is waarden-armoe troef.
En nu als serieus wetsvoorstel: instant respect in één dagdeel? Een migrant moet wel denken dat Nederlanders een existentiële identiteitscrisis ondergaan, als we onze waarden in een dagdeel kunnen afdwingen. En inderdaad, dan komen we niet veel verder dan dat Nederlanders elkaar graag met rust laten. Mag je elkaar niet, dan zet je de knop toch uit, zoek je elkaar niet op, kijk je weg. Is dat, waar de migrant voor mag tekenen bij het kruisje? Geen wonder dat hij trouw blijft aan zijn eigen waarden: die zijn waarschijnlijk ver superieur! Maar ook daar willen we niets over horen, zelfs niet tijdens dat dagdeel. Geheel overeenkomstig de gekozen lijn, dat we niets van de ander willen weten, maar wel vinden dat iedereen zijn gang moet kunnen gaan. Zo krijg je een samenleving waarin we naast elkaar leven, niet mét elkaar. Teken jij bij dat kruisje? Ik niet!