De jaarlijkse rapportage van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) over het functioneren van het Wmo-toezicht liet, zoals verwacht, hetzelfde beeld zien als de voorgaande jaren: het Wmo-toezicht heeft zich onvoldoende ontwikkeld en de kwaliteit is in het geheel genomen te laag. Op te veel plekken in het land is het toezicht nog ondermaats of staat het nog in de kinderschoenen. Toch is het opmerkelijk dat de IGJ – nu acht jaar na de decentralisatie – altijd een vernietigend oordeel velt over de ontwikkeling van het Wmo-toezicht bij gemeenten. Wat zegt de wet eigenlijk over toezicht binnen de Wmo 2015? Mariëlle Kruijthof en Denise Mooij leggen het uit in Toezicht en handhaving in de gezondheidszorg.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering van de Wmo 2015, het toezicht daarop en voor de handhaving daarvan. Het is aan de gemeente om kwaliteitseisen te formuleren en op te nemen in de door de gemeenteraad vast te stellen verordening. Gemeenten hebben beleidsruimte, maar moeten in hun periodieke beleidsplan vaststellen op welke wijze integrale dienstverlening aan cliënten wordt nagestreefd en op welke wijze wordt samengewerkt met andere partijen zoals zorgverzekeraars, zorgkantoren, de belastingdienst, de Sociale Verzekeringsbank en andere organisaties. (1) Naast het opnemen van kwaliteitseisen in de verordening, sluiten gemeenten contracten met aanbieders voor de uitvoering van de in de Wmo 2015 omschreven taken.
Op grond van artikel 6.1 lid 1 van de Wmo 2015 wijst het college toezichthouders aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wmo 2015. De toezichthouder Wmo houdt toezicht op zowel de rechtmatigheid als de kwaliteit. Dit in tegenstelling tot de toezichthouder Jeugd die enkel toezicht houdt op de rechtmatigheid en waarbij de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: IGJ) toezicht houdt op de kwaliteit.
De Wmo 2015 geeft weinig kaders met betrekking tot de inrichting van het toezicht en de verplichtingen en bevoegdheden van de Wmo-toezichthouder, het college staat vrij in de keuze van de inrichting van het toezicht. De gemeente kan dus zelf het rechtmatigheids- en kwaliteitstoezicht organiseren en zelf ambtenaren aanwijzen. Het is ook mogelijk om het toezicht (vooral met betrekking tot de kwaliteitscontrole) uit te besteden aan bijvoorbeeld de GGD of een extern bureau, maar de gemeente kan het toezicht ook organiseren in samenwerking met andere gemeenten. (2) De met toezicht belaste personen zijn toezichthouder in de zin van artikel 5:11 van de Awb. Daarmee gelden de verplichtingen en bevoegdheden uit de Awb, tenzij de Wmo 2015 hier expliciet van afwijkt. Op grond van de Awb heeft de Wmo toezichthouder:
een legitimatieplicht;
de verplichting het evenredigheidsbeginsel in acht te nemen;
de bevoegdheid tot het betreden van plaatsen (met uitzondering van woningen zonder toestemming van de bewoner);
de bevoegdheid om apparatuur mee te nemen en zo nodig de sterke arm daarvoor te gebruiken;
bevoegdheid tot inlichtingen;
de bevoegdheid tot inzage van zakelijke gegevens, bescheiden en dossiers te vorderen;
en de bevoegdheid tot het onderzoeken van zaken en het nemen van monsters, vervoersmiddelen te onderzoeken.
Iedereen is verplicht om, binnen een redelijke termijn, medewerking te verlenen aan de toezichthouder die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden. (3) De toezichthouder kan indien nodig een last onder bestuursdwang opleggen om medewerking af te dwingen. (4)
Meer weten? In Toezicht en handhaving in de gezondheidszorg wordt verder ingegaan op de manier waarop toezicht en handhaving worden gewaarborgd in het sociaal domein. Bekijk het boek hier .
Kamerstukken II 2013/14, 33841, nr. 3, p. 76.
VNG Handreiking Wmo-toezicht 2022, p. 11.
Zie hiervoor artikel 5:11 tot en met 5:20 Awb en artikel 6.1 lid 2 Wmo 2015.
Artikel 5:20 lid 3 Awb.